Romeinen verwoesten België, Brabant and Oss

De oorlogen met de Belgae

De Belgae werden door Caesar gezien al verschillend van de Kelten en de Germanen.

Caesar herkende drie verschillende groepen in Gallia Comata (langharige Galliërs):

  • de Belgae (in het noorden),
  • de Aquitaniërs  (zuidwest) en
  • de Kelten die hij de Galliërs (in het midden) noemde.
Muiredach's High Cross - Monasterboice, Drogheda, Ireland
Keltisch Kruis – Muiredach’s High Cross – Monasterboice, Drogheda, Ireland – 2014

Het was hem duidelijk dat de conglomeratie van stammen waar de Belgae uit bestonden duidelijk tegen de Romeinse bezetting waren. De Belgae hadden verder andere Keltische buurstammen weten te overhalen om mee te vechten tegen de invasietroepen.

Julius Caesar schreef over de Belgae: Van al deze volkeren zijn de Belgae de moedigste, omdat ze het verst verwijderd zijn van de cultuur en de beschaving van de provincie, ze hebben weinig contact met kooplieden en zijn dus niet op de hoogte van de laatste nieuwigheden die alleen maar leiden tot verwijfdheid. Verder wonen ze het dichtst bij de Germanen en trekken de Rhenus (Rijn) over waar ze voortdurend oorlog met ze voeren.

Belgae during Roman times
De Belgae stammen aan het begin van de Romeinse tijd.

Onder zijn persoonlijke leiding kwamen de Romeinen in 57 v.Chr. de regio binnen met 8 legioenen (ongeveer 30.000 – 40.000 legionairs), een paar duizend man cavalerie en hulptroepen. De stammen hadden een alliantie van ongeveer 300.000 goed voorbereide krijgers, o.l.v. Galba de koning van het Gallische volk van de Suessiones. Er waren ook Germaanse stammen aangesloten bij de coalitie.

De twee legers stonden tegenover elkaar bij de rivier Axona (Aisne) in wat nu noordoost Frankrijk is. De tactieken van de Belgae werkten niet en uiteindelijk werden ze teruggedreven door de Romeinen waarbij ze grote verliezen leden. Caesar trekt nu verder naar het westen en verovert de stam van de Bellovaci (Beauvais) die zich aan hem onderwerpen.

Ondertussen krijgt hij bericht dat de Germaanse stam van de Nerviërs die tussen Schelde en Samber woonden in zuid België een nieuwe anti-Rome coalitie op touw aan het zetten waren.

Digital-restoration-of-the-face-of-the-Leiden-bust
Digitale restauratie van het gezicht van Julius Caesar aan de hand van een marmeren hoofd gevonden in Nijmegen.

De Nerviër Boduognatus leidde het verzet van de Belgae. De Romeinen leden zware verliezen, maat uiteindelijk moesten ook de Nerviërs het onderspit delven,

De laatste slag met de Belgae vond plaats, volgens de Bello Gallico in de buurt van de rivier de Samber, maar sommige historici beweren dat dit moet zijn geweest in de buurt van Saulzoir aan de rivier de Selle. Dit ligt dicht bij de huidige grens tussen Frankrijk en België. Van de 60.000 originele strijdkrachten overleefden er slechts 500 en van de 600 militaire leiders, slechts 3.

Hij liet de overlevenden teruggaan naar hun oppidum (Bavai) en beval hun naburige stammen om hen niet aan te vallen.

In datzelfde jaar en het jaar daarop veroverde Romeinse troepen ook de Atlantische kust, Aquitaine en de Alpengebieden rond het meer van Genève.

Vanuit het veroverde gebied lans de kust trok Julius Caesar met drie/vier legioenen op tegen de Menapiërs en de Morini (zij woonden in België tot aan de rivierdelta van de Rijn in wat nu Nederland is). De stammen weigerden zich te onderwerpen en bood aan om vreedzaam te blijven. De stammen maakten gebruik van een nieuwe tactiek; ze trokken zich terug in de bossen en de moerassen en voerden verrassingsaanvallen uit, maar deze hadden geen groot succes. Vooralsnog was de uitkomst onbeslist.

 

Caesar’s bloedbad bij Oss in 55BC

In 2015 maakten archeologen van Vrije Universiteit Amsterdam bekend dat zij waarschijnlijk de plaats van een catastrofale strijd tussen Julius Caesar en twee van oorsprong Keltische stammen, de Tencteri en Usipetes hadden gelokaliseerd.

masacrecesar
Kaart van de waarschijnlijke plaats waar het bloedbad van Oss plaatsvond.

Zij baseerden dit op basis van de studie en analyse van metalen artefacten en menselijke skeletresten die werd teruggevonden tijdens het baggeren van de Maas bij Kessel. Ze vonden een groot aantal wapens uit de 1e eeuw v.Chr. met inbegrip van zwaarden, speerpunten, en helmen.

C14-datering van de botten, lijken ook de plaats van de slachting te bevestigen. Sommige van de skeletresten dragen gaten en andere sporen van gewelddadig trauma. De wetenschappers die bij het onderzoek waren betrokken vermoeden dat de Romeinen de overblijfselen van de slachting in de rivier hebben gedumpt na het gevecht.

Geochemische analyse van het tandglazuur van drie personen geeft ook aan dat het geen inheems bewoners waren. Dat is ook bevestigd in Caesar’s verslag, hij beschrijft dat de Tencteri en Usipetes ergens ten oosten van de Rijn vandaan kwamen, in wat nu Midden-Duitsland zou worden genoemd.  Zij waren drie jaar eerder uit hun land gedreven bij de sterkere Germaanse stam van de Suebians. Uiteindelijk arriveerden ze in het rivierengebied dat bewoond werd door de Keltische stam de Menapiërs. Dit geeft ook aan dat de volksverhuizing van Germanen en Kelten nog steeds plaatvond in deze tijd.

Julius-Caesar-battle
Skeletresten gevonden bij de Maas in Kessel.

In de Commentarii de Bello Gallico, verschaft Caesar zelf een eerste hand verslag van de campagne. De twee stammen staken de Rijn over in 55 B.C. en nemen land over van de Menapiërs die daar woonden. Ze verzochten Caesar om hen toe te staan zich te vestigen in Gallië.  Caesar trekt met zijn leger daarnaartoe en beschrijft die plaats al: waar de Maas en de Rijn samenvloeien (dit kan in de Rijn, Maas delta op meerdere plaatsen geweest zijn in die tijd). Er komt een wapenstilstand en er vinden onderhandelingen plaats waarvoor de leiders van de twee stammen naar het Romeinse kamp gaan. Ondertussen zegt Caesar dat er schermutselingen zijn ontstaan en worden de leiders gevangengenomen. Daarna breekt er paniek uit onder stammen die nu zonder leiders zijn, daarna leidde Caesar zijn hele leger van acht legioenen tegen het Germaanse kamp, waarbij 150.000 tot 200.000 mannen, vrouwen en kinderen werden gedood. Caesar meldde dat hij 400,000 man had vermoord, maar historici denken dat dit getal veel te hoog is.

De archeologische vondsten bevestigen ook het zeer gewelddadige karakter van de Romeinse verovering, inclusief genocide, en de dramatische impact die het moet hebben gehad op de inheemse samenlevingen in deze grenszone.

Ondanks de beweringen is het vooralsnog niet helemaal zeker of de slachting hier inderdaad ook plaatsvond. Wat mij ook doet twijfelen is het feit dat Tencteri en Usipetes oversteken op een plaats waar de Menapiërs wonen. Deze woonden dichter bij de kust en waar Oss nu ligt woonden waarschijnlijk de Eburonen. Uiteraard weet niemand waar de grens tussen de Menapiërs and Eburonen lag, maar dat betekent wel dat er vragen blijven of dit nu echt bij Oss gebeurde of misschien verder naar het westen?

PhotoGrid_1613539177813
Openluchttheater Julius Caesar aan de Maas in de uiterwaarden van Lithoyen. 2018

Het nieuws van de slachting bereikte ook Rome waar de Senator Cato voorstelt aan de senaat “om Caesar over te leveren aan de barbaren wegens zijn verschrikkelijke daad tegenover de afgevaardigden”. Het is duidelijk dat Cato uiteraard geen vriend was van Caesar.

Caesar leidde de aandacht van de Senaat af door zijn korte invasie in Germania en andere korte expeditie naar Groot-Brittannië. Allemaal nog steeds in hetzelfde jaar 55 v. Chr. Vanuit militair oogpunt waren beide campagnes overbodig, maar het gaf Caesar grote politieke voordelen en meer eer en glorie.

Terug het Kanaal waren de Morini in opstand gekomen en probeerde de terugkomst te gebruiken om de Romeinen aan te vallen. Veel te klein in aantal, lukte dit niet en Caesar richtte een nieuw bloedbad aan.  Uiteindelijk onderwierpen de generaals Quintus Titurius Sabinus en Lucius Aurunculeius Cotta ook de Menapiërs om de overwinning compleet te maken.

Eburonen verslaan Romeinse legioenen

Na een snelle trip naar Illyrië waar hij een einde maakte aan de plundertochten van de Pirustae was Caesar weer terug in Gallië, dit keer bij zijn vloot dat die winter was gebouwd aan de Atlantische kust in Portus Itius (Boulogne-sur-Mer). Maar eerst trok hij dwars door Gallië naar de Germaanse stam de Treverii (bij Trier). Hij vermoed dat ze de Rijn over wilde steken. Toen hij daar arriveerden kon hij gebruik maken van de machtsstrijd die daar aan de gang was binnen de stam en zodoende wist hij de Treverii snel aan zijn wil te onderwerpen. Terug in Portus ondernam hij de 2e Romeinse expeditie naar Brittannië.

Map_Gallia_Tribes_Towns (1)
Kaart van de Gallische stammen.

Terwijl Caesar met bruut geweld de meest stammen had onderdrukt bleef de onrust bloeien.  In de winter van 54 op 53 v.Chr. werd de lokale bevolking verplicht de troepen van voedsel te voorzien. Omdat de oogst dat jaar mager was geweest, verzetten veel stammen zich daartegen. Hierop namen de Romeinse troepen de noodzakelijk geachte voedselvoorraden in beslag. Ongeveer twee weken nadat de legioenen waren aangekomen op de overwinteringsplaatsen barstte het openlijk verzet los. Dit winterkamp wordt door Caesar aangeduid als Atuatuca. Zoals hierboven vermeld is het niet duidelijk waar dit was Tongeren, Luik of elders.

De Eburonen, onder leiding van hun leiders, Ambiorix en de bejaarde Catuvolcus, en geholpen door hun bondgenoten de Nerviërs en andere stammen, vielen het Romeinse winterkampkamp binnen. Ze boden de Romeinen aan dat ze hun bolwerk konden verlaten met de belofte van een veilige doorgang. Desondanks sneuvelden bijna alle Romeinen (ongeveer 6-8000 man). Het legioen verloor ook zijn standaard. Dit was de grootste nederlaag van de Romeinen in de Gallische oorlogen.

De namen van de leiders Ambiorix en Catuvolcus zijn Keltisch maar het vermoeden is dat de Eburonen toch Germanen waren. Maar zoals gezegd had er hoogstwaarschijnlijk al een vermenging plaatsgevonden tussen de Kelten en de Germanen. Dit past ook in het beeld van de grensregio in Brabant waar in de Romeinse tijd de bevolking voornamelijk Keltisch wordt geacht te zijn maar waar ook de Germanen al geruime tijd naar geëmigreerd waren i.v.m. de betere landbouwgronden ten zuiden/westen van de Rijn.

Cottaberg

De naam Cottaberg ten oosten van Maastricht verwijst hoogstwaarschijnlijk naar de eerdergenoemde Lucius Aurunculeius Cotta. Volgens de legende is hij begraven op de top van deze heuvel. Hier woonden twee priesteressen, Valeda en haar dochter Gronsela, ze hielden toezicht op de zonnetempel (hut) van de Eburones die hier gebouwd was over een – nog bestaande – put. Op een dag ontmoette Cotta deze twee dames en hij werd verliefd op Gronsela. Toen Cotta stierf in zijn gevecht met Ambiorix, begroef de diepbedroefde Gronsela hem op de top van de heuvel. De moderne naam Keutenberg verwijst waarschijnlijk naar ‘kuit’ (kalf), het is de steilste heuvel van Nederland en een klim naar de top voel je in je kuiten.

 

Velzeke
I visited the museum in Velzeke in 2007.

De naam Cottaberg ten oosten van Maastricht verwijst hoogstwaarschijnlijk naar de eerdergenoemde Lucius Aurunculeius Cotta. Volgens de legende is hijbegraven op de top van deze heuvel. Hier woonden twee priesteressen, Valeda en haar dochter Gronsela, ze hielden toezicht op de zonnetempel (hut) van de Eburones die hier gebouwd was over een – nog bestaande – put. Op een dag ontmoette Cotta deze twee dames en hij werd verliefd op Gronsela. Toen Cotta stierf in zijn gevecht met Ambiorix, begroef de diepbedroefde Gronsela hem op de top van de heuvel. De moderne naam Keutenberg verwijst waarschijnlijk naar ‘kuit’ (kalf), het is de steilste heuvel van Nederland en een klim naar de top voel je in je kuiten.

Een nieuwe aanval o.l.v de Nerviërs en gesteund door de Eburonen en andere stammen vond plaats op een ander Romeinskamp, Velt-Ciceronis (hedendaagse  Velzeke), dit kamp stond onder de leiding van Quintus Tullius Cicero, een jongere broer van de beroemde redenaar. De aanvallers wisten het kamp volledig te omsingelen en zelfs in brand te steken. Na het verraad van een van de Nerviërs werd de aanval op het nippertje afgeslagen door tussenkomst van Caesar, werd Cicero ontzet, maar niet nadat 90% van zijn manschappen waren gesneuveld.

De slachting van de Eburonen

Caesar gebruikte de winter om zijn leger aan te vullen na de zware nederlagen van dat jaar. De Kelten en Germanen deden hetzelfde en meer stammen werden verenigd in een nieuwe coalitie. Maar voordat ze actief konden aanvallen begon Caesar ze een voor een aan te vallen. Ook hier kon hij gebruik maken van verraad binnen de stammen en de directe medewerking van stammen die zich aan de Romeinen hadden onderworpen. De Treverii werden verslagen en Cassar gaf de leiding terug aan de leider die de tweespalt in de stam had gewekt in het jaar daarvoor. De Nerviërs werden verslagen in maart 53 v.Chr. De Menapiërs waren het volgende slachtoffer.

Caesar trok wederom de Rijn over om de Germaanse hulptroepen te straffen en om het onmogelijk te maken voor Ambiorix om een nieuwe coalitie te vormen.

Terug in Gallië stuurde hij een van zijn generaals Minucius Basilus aan het hoofd van de cavalerie erop uit om de Eburonen aan te vallen en Ambiorix te doodde, die verantwoordelijk was op de grote nederlaag het jaar daarvoor. Ambiorix had de verassingsaanval niet zien aankomen en kon zijn leger niet op tijd klaarkrijgen voor de strijd. Hij kon op het nippertje nog wegvluchten weg en Catuvolcus vergiftigde zich om te voorkomen dat hij gevangen zou worden genomen. Er vond weer een slachting plaats

Zoals vermeld is het gebied van de Eburonen was moeilijk te veroveren, het was dicht bebost en in delen moerassig. Er overleefden toch een aanzienlijk aantal Eburonen die naar de uithoeken van hun landgebied waren gevlucht waar ze zich vermengden met andere stammen zoals de Tungri (Haspengouw), de Frisiavones (Zeeland), verwant aan de Frisii en de Bataven (rivierengebied). Archeologen and linguïsten blijven sporen vinden van de Eburonen in deze gebieden.

Terwijl Basilus het gebied van de Eburonen verwoest waar he Eburonen leger zich verzameld had , liet Caesar Quintus Tullius Cicero met een legioen achter om de bagage en de voorraden te beschermen, op een plaats genaamd Atuatuca. Dezelfde plaats waar eerder Sabinus en Cotta waren overvallen.

Toen ze het fort niet langer nodig hadden beval Caesar om Atuatuca plat te branden alsook elk dorp en gebouw dat zijn troepen konden vinden op het grondgebied van de Eburonen Hij vermeld dat 4.000 mannen werden vermoord dat 53.000 overlevenden en al het vee bijeengedreven werd, en alles werd verkocht als een groep d.m.v. veiling. Zijn troepen en paarden verbruikten alle graan dat op hun akkers stond en wat de oorlogsinspanning en het herfstweer nog niet hadden vernietigd. Hij liet degenen die zich hadden verstopt achter in de veronderstelling dat ze allemaal zouden sterven van de honger in de winter.

Titus Labienus werd met drie legioenen naar de grens van de Menapii gestuurd en Gaius Trebonius werd met drie legioenen naar de grenzen met de Atuatuci gestuurd, met het bevel om deze te plunderen.

Gebruikmakend van de goede oude Germaanse traditie van plundering, nodigde Caesar de naburige stammen uit om de rest van het land van de Eburonen binnen te vallen, deels om zijn eigen mannen te sparen om de woestenij in te trekken en ook om met hun hulp zoveel mogelijk Eburonen uit te roeien. Het is duidelijk dat de wraak van Caesar enorm was. De Sicambri was de belangrijkste stam die de uitnodiging aannam. Deze stam woonde net over de Rijn of wat nu de Nederlandse en Duitse grens is.

Deze buitensporige represailles tegen de Galliërs, zoals de wrede uitroeiing van de Eburonen, zorgde voor nieuwe opstanden, waarvan de belangrijkste die van Vercingetorix zou zijn. In januari 52 v.Chr. werden alle Romeinse inwoners in Reims vermoord. Onder leiding van Vercingetorix kwam een groot deel van de stammen in midden Gallië tot aan de kust in opstand. Caesar die in Italië was moest met een omweg via de Alpen naar zijn troepen komen, dit had Vercingetorix willen voorkomen en het verbaasde hem dat Caesar dit zo snel lukte. Deze grote opstand leidde zowel grote verliezen onder de stammen maar ook onder de Romeinen. Uiteindelijk leidde dit tot de laatste van de grote veldslagen in de Gallische oorlog het beleg van het fort van Vercingetorix in Alesia. Het strategisch beleg van Caesar maakte het onmogelijk voor Vercingetorix om deze slag te winnen en hij most zich uiteindelijk overgeven om te voorkomen dat niet iedereen werd vermoord. De overwonnen werden allemaal tot slaaf gemaakt, een per Romeinse soldaat.

Toch gaven de Galliërs het niet op en gedurende 51 v.Chr. moest Caesar en zijn generaals nog een groot aantal campagnes uitvoeren om de opstandelingen uit te schakelen. Verschillende stammen langs de kust, overgebleven stammen van de Belgae en stammen in centraal Gallië werden een voor een (opnieuw) overwonnen.  Met name de Bituriges en de Bellovaci vochten heldhaftig tegen de Romeinen. In Aquitanië gaven de Pictones nog een maal flinke weerstand. Uiteindelijk vond de allerlaatste veldslag bij Uxellodunum in zuid Gallië en hier onderwierp hij de stam van de Cadurci.

Zo eindigde de acht jarige Gallische oorlogen waarbij volgens Caesar van de ongeveer 6 miljoen inwoners, 1 miljoen Galliërs en Germanen werden vermoord en nog eens een miljoen tot slaaf gemaakt.

Het waren de Romeinen die ten oorlog voerden tegen 300 stammen die geen bedreiging vormden voor het Romeinse Rijk. De oorlog was puur gebaseerd op de verovering van land ter meerder eer en glorie van Caesar en het Romeinse Rijk.

In de woorden van Plutarch: In minder dan tien jaren die de Gallische Oorlog geduurd heeft, heeft hij meer dan achthonderd steden aangevallen, heeft hij driehonderd verschillende naties onderworpen en gevochten in meerdere veldslagen, tegen drie miljoen vijanden, van wie hij er een miljoen gedood heeft, en evenveel gevangenen gemaakt heeft.

Het is duidelijk dat de ondergang van vele Keltische en Germaanse stammen mede te danken was aan hun onderlinge verhoudingen. Zoals Caesar en anderen hebben geschreven waren de stammen constant met elkaar in oorlog en was er zelfs een speciaal seizoen voor plundertochten. Caesar maakt slim gebruik van deze situatie met de tactiek van ‘verdeel en verover’.  Vaak liet hij het vuile werk over aan naburige stammen, die hij later zonder problemen ook weer om zeep bracht.

Uiteraard de belangrijkste reden voor hun ondergang was de superioriteit van het professionele en goed opgeleide Romeinse leger en hun geavanceerde technologieën. Onder de leiding van de super militaire strateeg Caesar hadden de stammen nooit echt een kans om hun onafhankelijkheid te behouden.

De nasleep leidde tot enorme veranderingen in Rome

Caesar’s overwinningen werden telkens met veel fanfare onthaald in Rome, Caesar gaf veel geld uit om feesten daarvoor te organiseren, hij liet ook een nieuw form bouwen. Caesar groeide in populariteit en belangrijkheid en hij wilde dit nu omzetten de positie als Consul, de hoogste functie in de Republiek.

Maar hij had ook zijn tegenstanders die zagen niet alleen een politieke regenstander in hem maar ook een gevaar voor de onafhankelijkheid van de Senaat en de

PhotoGrid_1613539216269
Area Sacra met de Venustempel waar Caesar werd vermoord. Restanten van de crematieresten van Julius Caesar op het Forum Romana, Fotos 2015

veiligheid van de Republiek.

In 50 v. Chr. riep de Senaat Caesar terug naar Rome om verantwoording af te leggen voor zijn acties. Het jaar daarop ging Caesar terug maar overtrad de wet door niet zijn militaire functie neer te leggen en om zijn troepen niet ongewapend over de rivier de Rubicon (in de buurt van Rimini) te leiden. Zijn aankomst in Rome leidde tot een bloedige burgeroorlog die Caesar uiteindelijk won.

Na zijn overwinning hervormde hij Senaat en breidde deze uit van 600 tot 900 leden, de meesten nieuwe leden waren allemaal bondgenoten van de Dictator. Dit ondermijnde de aard van de Republiek en Senatoren zoals de zeer gerespecteerde Cicero probeerden zonder succes de republikeinse beginselen te herstellen.

De macht van de Senaat werd zwaar ondermijnd door de dictatoriale decreten die Caesar afdwong en uiteindelijk leidde dit tot een autocratisch beleid o.l.v. van keizers. Caesar zelf werd in 46 v.Chr vermoord door Brutus en andere medestanders uit de Senaat, op de trappen van in de tempel van Venus bij het Theater van Pompeus, waar de Senaat die dag bijeen kwam. Maar dit leidde niet tot een herstel van de Republiek.

De nasleep voor de lokale bevolking

De verwoesting van Gallië is moeilijk voor te stellen en om ins eigen gebied te blijven noord-Gallië is qua verwoesting verre weg het ergste getroffen. Stammen werden soms grotendeels vernietigd; zoals we zagen was het geval met de Eburonen, de Tencteri en Usipetes.

Keltische_stammen_Eburonen_gouden_stater (1)
Gouden stater van de Eburonen. Triskele op voorzijde, gestileerd paard op keerzijde. Source Wikipedia

Dit waren geen barbaren. Op basis van het grote aantal begraven depots van munten hebben Nederlandse en Belgische archeologen geschat dat tussen 58 en 51 v.Chr. meer dan 220.000 gouden en zilveren munten werden geslagen in deze regio. Na de Romeinse slachtingen werden er geen lokale munten meer geslagen. Bijna alle rijkdom van de regio werd meegenomen door Caesar. De Romeinse schrijver Suetonius schreef dat Caesar na de oorlog zoveel goud had dat hij niet van wist wat hij ermee moest doen, hij ruilde het Gallische geld om naar Romeinse valuta tegen lagere prijzen met als gevolg een inflatie van de goudprijs in Rome en dat resulteerde in een tijdelijke financiële crisis.

Wat dit ook laat zien, is dat deze zogenaamde barbaren een gevestigde beschaving hadden die niet alleen in staat was om rijkdom te creëren, maar ook de instellingen had die nodig waren om politieke, bestuurlijke, administratieve en commerciële structuren te onderhouden. Het is duidelijk dat de Kelten en Germanen maar ook de Hunnen en de Goten veel ‘beschaafder’ waren dan de waardering die de veroveraars hen gaven.

 

De Germanen slaan terug

De Geschiedenis van Oss

Oss onderdeel van het Romeinse Rijk