De aanloop naar de Romeinse tijd
De overgangsperiode van de Kelten naar de Germanen in onze regio werd hevig onderbroken door de komst van Romeinen tussen 58 and 51 v.Chr. Het leidde ook tot een grens tussen de nog grotendeels Keltische bevolking onder de rivieren en de Germanen boven de rivier.
Terwijl de Kelten in de 5e eeuw v.Chr. zich in onze gebieden hadden gevestigd begonnen de Germanen sinds die tijd zich langzaam vanuit het Oostzeegebied zuidelijk te verplaatsten. Tegen de tijd dat de Romeinse periode aanbreekt hebben de Germanen het grootste gedeelte ten noorden en oosten van de grote revieren bezet en zien we ook regelmatige invallen van de Germanen van over de rivieren, vaak veroorzaakt door stammenoorlogen die een domino-effect hebben en resulteerden in volksverhuizingen.
We komen nu veel meer te weten over de mensen die in onze regio woonden vanwege de geschriften van de Romeinen. Zoals we in de Brons- en IJzertijd hebben gezien, zijn er veel overeenkomsten tussen de verschillende stammen, dus de geschriften van de Romeinen over de Kelten en Germanen in het algemeen geven ons ook een kijkje in het leven van mensen die rond Oss moeten hebben gewoond. Dit laatste met name dankzij een van de grootste Europese archeologische projecten die hier heeft plaatsgevonden over een periode van meer dan 30 jaar. Het is duidelijk dat de contacten tussen de lokale bevolking en de Romeinen wijdverspreid waren en hebben geleid tot ingrijpende veranderingen in de samenleven van de plaatselijke bevolking. De ontwikkelingen die toen in gang zijn gezet waren waarschijnlijk de meest ingrijpende in de toen al 2000 jaar oude geschiedenis van dit gebied.
De verovering van Gallië
Wat begon als een kleine landbouwgemeenschap rond wat nu de stad Rome rond 1.000 v.Chr. groeide uit tot een van de machtigste rijken die de wereld heeft gekend. Meer gedetailleerde informatie over de Romeinen vindt u hier. In dit hoofdstuk concentreren we ons op wat er in het noordwestelijke deel van hun rijk is gebeurd en de dramatische gebeurtenissen die ook in wat nu Oss is plaatvonden.
Hun aankomst hier had te maken met de Gallische oorlogen die plaatvonden van 58-51 v.Chr. en uiteindelijk na grote slachtpartijen het hele gebied tussen de Middellandse Zee en de rivieren de Rijn en de Donau onder hun gezag plaatsten, daaronder viel ook het gebied van Eburonen en de Menapiërs die in onze streken woonden.
Gallië is de vernederlandste naam van de Latijnse benaming (Gallia) voor het westelijke gebied van Europa, dat overeenkomt met het moderne Frankrijk, België, het westen van Zwitserland, en delen van Nederland en Duitsland ten westen van de Rijn. Het overgrote deel van de bevolking in dit gebied waren afstammelingen van de Kelten of waren oorspronkelijke bewoners van deze gebieden geïntegreerd in de Keltische samenleving.
Het Romeinse leven was vaak zeer wreed, destructief en zelfs sadistisch. Favoriete Romeinse familie entertainment was kijken naar mensen die in de arena werden gedood door wilde beest of naar gladiatoren die elkaar bevechten tot de dood erop volgt. Als het Romeinse leger een gevecht verloor, doodden ze lukraak een op de tien van hun eigen soldaten.
De verovering van Gallië begon in de 1e eeuw v.Chr. nadat de Cimbri en Teutones, Keltisch/Germaanse stammen die in wat nu Zuid-Frankrijk waren binnengevallen en vanhier uit wilden doorsteken naar Noord-Italië. Deze invallers maakten de lucratieve handel tussen Rome en Gallië steeds moeilijker. In 101-102 v.Chr. versloeg de Romeinse generaal en staatsman Gaius Marius de invallers. Ze gebruikten de Romeinse stad Massalia (Marseille) als uitgangspunt en vanaf hier volgden ze de Rhône verder naar het noorden. Het veroverde gebied werd geannexeerd onder de naam Gallia Transalpina.
Dit bracht de rust terug in deze streek en er vonden verder geen problemen meer plaats. De handel tussen de Gallische stammen en de Romeinen floreerde.
De situatie veranderede toen Julius Caesar in 59 v.Chr. op de proppen verscheen, de Romeinse generaal was uit om roem en macht en had enorme ambities voor zichzelf. Hij zag de verdere verovering van Gallië als een mogelijkheid om dat te verwezenlijken. Als proconsul krijgt hij de provincies Gallia Cisalpina (het Keltische gebied in Noord-Italië) and Illyrië (west Balkan) onder zijn beheer en daar wordt Gallia Transalpina aan toegevoegd. Vanhier uit besloot hij de noordelijke gebieden voor Rome te veroveren. Er was geen directe aanleiding hiervoor als de meeste stammen in het zuiden Romeins gezind waren en er geen last was van andere stammen in Gallië. Niet uitgelokt begon Caesar aan zijn verwoestende campagnes. Hij veroverde het hele zuidelijke gedeelte zonder veel problemen, de meeste stammen gaven zich over, sommige hielden stand maar werden op door bruut geweld gedwongen tot overgave.
In 58 v.Chr. gingen de Helvetiërs op migratietocht i.v.m. overbevolking in hun eigen gebied. Zij vroegen toestemming om door Romeinsgebied te trekken, Caesar liet dir eerst toe en gebruikte vervolgens een excuus om ze aan te vallen, uit te moorden en wie het overleefde werd teruggestuurd naar de bergen. Caesar trekt verder veroverde de Elzas en komt nu dichter in onze buurt.
Het is ook interessant om te zien hoe Caesar de logistiek van deze oorlog organiseerde. Caesar was onder meer de Gouverneur van de Romeinse provincie in het zuiden van Gallië die de Romeinen ervoor Provincia Romana of gewoon Provincia noemden, een benaming die vandaag de dag nog doorleeft als Provence. Hij kon dus van deze provincie de voorraden vorderen die hij nodig had voor de Gallische oorlog.
Tot dan hadden de Romeinen hoofdzakelijk gebieden veroverd langs de Middellandse Zee. Voor de Gallische oorlog moest hij dieper landinwaarts. Voor de oorlog gebruikte hij 59 karren en 3000 muildieren. Elke maand kwamen er 5 tot 9 bevoorradingsschepen aan in de havens langs de Middelandse en de Atlantische Zee. Van hier werden ze overgeladen op rivierschepen en uiteindelijk de laatste tocht was met de karren. Lange deze routes werd een netwerk van opslagplaatsen aangelegd.
Toen de gebieden eenmaal veroverd waren werd er meer gebruik gemaakt plaatselijke leveranciers. Vee vanuit de polders rondom Oss werd waarschijnlijk op deze manier geleverd aan de troepen langs de Limes.
De Kelten en Germanen in wat nu Brabant, Limburg en België is.
Verder naar het noorden kwamen de Romeinen in contact met de Keltische bevolking. De Romeinse generaal Julius Caesar dacht dat hij te maken had met Germaanse stammen, maar we weten nu dat dit niet het geval was, vaak waren het vermengingen van beide volksgroepen. Tijdens de vele Romeinse expedities in dit gebied en tijdens de daaropvolgende opstanden werden honderdduizenden mensen gedood, hele families werden afgeslacht en nog grotere aantallen werden gevangengenomen en verkocht op de slavenmarkten.
Julius Caesar schreef in zijn ‘Commentarii de Bello Gallico (commentaren op de Gallische oorlogen) dat de Germaanse stammen zeer mobiel waren, en dat ze geen permanente ‘oppida’ (nederzettingen) hadden. Dit maakte het erg moeilijk voor de Romeinen om deze stammen aan te vallen omdat ze makkelijk konden verdwijnen in de wildernis. Terwijl hun krijgers werden erkend als uitstekende vechters, waren Julius Caesar en ook de Romeinse historicus Tacitus minder lovend over de Germaanse boeren. Ze vermeldden dat hun landbouw niet bijzonder geavanceerd was, en hun vee kleiner was dan dat van hen.
Volgens de Romeinen behoorde hun land toe aan de gehele stam en op jaarbasis werd dat verdeeld onder de familieclans. Op deze manier kon geen enkele groep op enig moment rijkdom creëren door de vruchtbaarste gronden te bezetten. In plaats daarvan werd status verworven door moed. Plundering was een integraal onderdeel van het Germaanse leven en Caesar meldt dat plundertochten een goede opleiding waren voor de jonge mannen en dat zorgde ervoor dat ze niet lui en vadsig werden.
Tacitus beschrijft ook een verandering die plaatsvond in deze tribale samenlevingen. Hij noemt een nieuwe vorm van dubbel leiderschap: de rex zoals hij hem noemde werd gekozen voor het leven uit een kleine groep aristocratische huishoudens, bestaande uit de ‘koninklijke’ klasse. De dux werd benoemd op basis van de militaire moed om het leger te leiden in plundertochten en tijdens oorlog. Stammenvergaderingen van de elite werden regelmatig gehouden, net als algemene vergaderingen om conflicten bij te leggen, en problemen te bespreken, de vergaderingen zelf konden echter niet zelf acties initiëren, de rex was hiervoor verantwoordelijk.
Plaatsbepaling
Het gebied waar nu Oss ligt werd tijdens de aankomst van de Romeinen waarschijnlijk bewoond door de Eburonen en/of de Menapiërs.
De naam Eburon wordt verondersteld een combinatie te zijn van eebe en Bauer. Eebe = taxus (een inheemse conifeer), dat is het beste hout voor het maken van bogen, taxus groei het beste op zandgrond. Bauer = boer. Het Latijnse woord voor taxus is taxus, Toxandria is Latijn voor het land van taxus. De Galliërs hadden een speciaal woord voor dit hout: eburo.
De Eburonen waren van oorsprong waarschijnlijk Germanen die zich mengden met de plaatselijk Keltische bevolking die woonde in het gebied tussen de Rijn en de Maas. Het oostelijke gedeelte van Brabant en Limburg. Het is dus aannemelijk dat deze vermenging ook heeft plaatsgevonden in de regio rondom Oss.
Verder naar het westen woonde de Keltische stam de Menapiërs. Het gebied van de Eburonen liep verder van de rivieren in wat nu Brabant is tot aan het gebied van de Nerviërs (in wat nu België is).
Het gebied van de Menapiërs liep verder door langs de kust richting België.
In de richting van de Ardennen woonden de Atuatuci. Caesar vermelde dat de stad Atuatuca door de Eburonen niet lang voor zijn komst was veroverd op de Atuatuci. Atuatuca betekent gewoon fort en kan dus op vele plaatsen gestaan hebben. Lang dacht men aan Tongeren, maar Caesar schrijft dat deze plaats centraal in het land van de Eburonen is gesitueerd, op dit moment wordt het Oppidum Caestert genoemd in de Belgische provincie Luik als een meer waarschijnlijke plaats. Deze plaats ligt zeker veel meer centraal.
In de commentaren op de Gallische oorlogen, wordt vermeld dat de Brabantse wildernis gebruikt werd door de Germaanse en Keltische stammen tijdens de vele aanslagen die plaatsvonden gedurende de Gallische oorlogen.