Aankomst van de eerste mensen
Bewijs voor menselijke aanwezigheid in de Lage Landen gaat terug naar het Midden-Paleolithicum, tot 250.000 v.Chr. (in de buurt van Maastricht), 200.000 v.Chr. (Rhenen) en 70,000 v.Chr. (Den Bosch). Deze nu uitgestorven mensen rassen leefden hier tijdens een van de relatieve warmere periodes met een gemiddelde temperatuur vergelijkbaar of hoger dan die van het heden.
Jagers-verzamelaars
Direct na deze periode begon een van de zwaarste ijstijden in de Saalien periode (238.000 tot 126.000 jaar geleden). Dit bracht de rand van het poolijs naar de Lage Landen tot aan Nijmegen en Rhenen, dat de tot 70 meter hoge morene gebieden creëerde. Het is hier op deze heuvelruggen waar we later in onze streken de eerste moderne mens tegenkomen. Hier kampeerden de jager-verzamelaars en later, na de laatste ijstijd, begonnen hier de eerste landbouwgemeenschappen zich te ontwikkelen. In Rhenen zijn sporen van jagerskampen gevonden met mogelijke bezettingsindicaties van tussen de 8800 en 4900 v.Chr.
Restanten van een kano gemaakt van dennenhout werden blootgelegd in Pesse, Friesland, daterend uit het Mesolithicum. Soortgelijke vondsten werden gedaan in de Bourtanger Moor, daterend uit 5000 v.Chr. en op de zandruggen bij Ootmarsum. Er zijn ook tal van archeologische vondsten van vuursteen artefacten op de hogere gronden in de zuidelijke delen van de Lage Landen. Sommige van deze kampementen zijn vele malen bezocht, sommige misschien over periodes van meer dan een eeuw. Vishaken uit het midden-Mesolithicum werden uitgebaggerd in de Maas bij Lith. Het eerste houten beeld uit de Lage Landen dateert van waarschijnlijk 5.300 v.Chr. en staat bekend als de Kleine Man van Willemstad.
Opkomst van de landbouw
Boeren begonnen zich te verspreiden over de Indo- Iraanse en Europese regio’s, eerst vooral langs de Donau. Geschat wordt dat de landbouw zich verspreidde met een snelheid van ongeveer een kilometer per jaar (of minder). Het duurde meer dan 3.000 jaar (100 generaties) om de landbouw via Zuidoost-Europa naar Noordwest-Europa te verspreiden. Innovaties moeten nauwelijks merkbaar zijn geweest voor de mensen die hier op dat moment woonden.
Mogelijk via de riviersystemen kwamen de eerste boeren in de Lage Landen aan, misschien uit de Donauregio. Het waren waarschijnlijk niet meer dan een paar honderd Indo-Europeanen die zich vestigden op het vruchtbare löss-terrein in wat nu Limburg is. Deze nieuwe kolonisten zijn nauw verbonden met de Bandkeramiekcultuur. Hun nederzetting in het hedendaagse Elsoo is het eerste bekende landbouwdorp in Nederland.
Een bijl van misschien wel deze vroege boerencultuur (4.500 BCE) werd gevonden in Megen. Echter, op dat moment had de landbouw nauwelijks ons gebied bereikt en waarschijnlijk is dit object uitgewisseld tussen de jager-verzamelelars hier en de bandkeramiek mensen.
Favoriete gebieden voor de vroege landbouw nederzettingen waren de bovengenoemde zandduinen. Het gaat onder meer om de heuveltoppen in Drenthe, Twente, Veluwe, Nijmegen, Brabant en Utrecht. Het is hier dat we de eerste landbouw en begraafplaatsen vinden van deze vroege boeren. Er zijn veel culturele overeenkomsten tussen de verschillende woongroepen in relatie tot hun manier van leven, begrafenis tradities en waarschijnlijk ook de landbouw (celtic fields).
We komen op deze ontwikkelingen in de volgende hoofdstukken op terug.
Meer gedetailleerde informatie over deze periode zie: The History of Northwestern Europe chapter Mesolithic