De komst van het christendom

Catacomben (3rd C) van de vroeg Christelijke gemeenschap in Naples – 2016

Vanaf het begin was het christendom een geletterde religie, waardoor het zich gemakkelijker kon verspreiden. De vroege christenen vormden hun eigen gemeenschappen, de organisatie werd gedaan door de ouderlingen. De volgende laag die zich ontwikkelde was die van de bisschoppen (supervisors).

Tijdens de 1e eeuw was het Midden-Oosten en Noord-Afrika het hartland van het vroege christendom (Syrië, Egypte, Ethiopië).

Tijdens de 2e eeuw werden bisschoppen geleidelijk de toezichthouders over de priesters, ze vestigden bijna altijd hun bisdom binnen de Romeinse civitas. Dit proces versnelde nadat het christendom de Romeinse staatsgodsdienst werd. Bisschoppen werd gekozen door zowel de kerkelijke als seculiere leden van de gemeenschappen.

Traditionele doop in Etchmiadzin, Armenia – 2018

Met de verspreiding van het christendom en de toename van de organisatie werden deze twee delen langzaam meer gescheiden. De kerkelijke leden werden uitsluitend verantwoordelijk voor de religieuze activiteiten, vooral nadat het concept van sacramenten wortels begon te nemen. De doop was een gevestigde inwijdingsrite die ook door de vroege christenen werd gebruikt en de vroege maaltijden die ze samen deelden, werden meer geformaliseerd nadat excessen begonnen te ontstaan en regelgeving werd ingevoerd dat leidde tot de Eucharistie.

Veel van deze vroege doctrine sloot heel goed aan bij het menselijk geloof en werd als zodanig gemakkelijk geaccepteerd door het volk. Na verloop van tijd werd meer en meer van dit geloof geïnstitutionaliseerd in religie.

Problemen begonnen zich voor te doen toen de kloof tussen geloof en religie zo groot begon te worden dat mensen concludeerden dat het heel weinig met hun geloof te maken had.

Verwoesting van het beeld van de heidense god Svantevit op het eiland Rugen – 2002

Nu het christendom verder naar het noorden trok, waren veel Germaanse heidense tradities moeilijk te onderdrukken en veranderde de kerk van tactiek om  nieuwe verhalen te creëren rondom gebeurtenissen en plaatsen. Op die manier nam de Kerk duidelijk afstand van het heidendom maar de onderliggende tradities kregen een geheel eigen nieuw Christelijk jasje.  Tempels en heilige heidense plaatsen werden plaatsen waar christenen samenkwamen en veel van deze plaatsen werden gebruikt om de eerste (houten) kerken te bouwen.

Met een groeiend aantal heiligen was het niet al te moeilijk om de vele heidense goden te vervangen en hun feestdagen werden nu de heilige dagen, in dat proces namen deze heiligen ook vaak de attributen, symbolen en kenmerken van die heidense goden over.

De Domtoren van de Katedraal van het Bisdom Utrecht – 2016

Het bisdom Utrecht had in de middeleeuwen, 57 heilige dagen, waar mensen niet mochten werken tenzij strikt noodzakelijk. De heidense feesten waren nauw verbonden met de groeiseizoenen en de zonne- en maancycli.

Kerkarchieven in het klooster van St Agatha – 2018

Veel van deze feesten werden vervangen door christelijke symbolen

  • Pasen – lentefeest
  • Pinksteren – zomerzonnewende
  • Kerstmis – winterzonnewende (Yule)
  • Andere festivals die verband houden met de oogst zijn St John (24 juni), Maria Ascension (15 augustus), St Martin (11 november).

 

Interessant hierbij is dat een belangrijk onderscheid tussen heidendom en christendom de nadruk op tijd is. Het heidendom evolueert rond circulaire tijd, in parallel met de landbouwcirkel: geboorte, dood, wedergeboorte enzovoort. Het christendom werkt langs een lineaire tijdslijn van geboorte tot dood, het laatste oordeel en de opstanding. Daarom veranderde de traditie van crematie snel in inhumatie (teraardebestelling).

Ineenstorting van het Romeinse Rijk

De ineenstorting van het Romeinse Rijk ondermijnde ook de eenheid van de kerk, omdat pausen hun vitale communicatie met hun bisschoppen en abten verloren. De kerk viel terug op een reeks lokale activiteiten.

Er was net genoeg tijd geweest voor een kerkstructuur om vooral rond de bisschoppen te komen die in de provincies/bisdommen zaten zoals ze waren opgezet door keizer Dioclesius.

Al voor de ineenstorting van het Rijk vond er een voortdurende strijd plaats tussen deze vroege leiders om een universele kerk te organiseren. Het jockeyen voor macht en invloed nam vooral tempo onder de bisschoppen zelf, de paus had zeer weinig macht als dit punt in de tijd.

Marktkruis – Trier – 2007
St Lambertuskerk Linden – 2018

Nochtans, kregen de hoofdstedelijke bisschoppen de overhand, zij werden de hogere bisschop over andere bisschoppen die in de provincies opereerden. In de 4e en 5e eeuw vond er weinig ontwikkeling plaats in het westelijke deel van het christendom. In het noordwesten van Europa concentreren we ons op de drie belangrijke bisdommen tussen maas en rijn in de Romeinse tijd, Trier, Keulen en Tongeren.

Ook het aangeven van de mogelijke verschillende stammenlanden die deze zetels vertegenwoordigden. Onder de Merovingers en Karolingiërs zag de situatie wel enkele verbeteringen ten gunste van de kerk. Na de laatste effectieve Merovingische koning, Dagobert, grepen verschillende bisschoppen de kans om machtige bisschopsstaten te vestigen, vooral in het zuidelijke deel van Gallië maar ook de bisschop van Trier kon aan de macht komen. In het grootste deel van het noordelijke rijk van het Merovingische Rijk verhinderde nauwe samenwerking tussen de heersers en de bisschoppen echter dat de bisschoppen te veel seculiere macht kregen. In de daaropvolgende periode nam het aantal politieke moorden op bisschoppen behoorlijk dramatisch toe, onder meer Lambertus de bisschop van Maastricht in 706.

Christendom in onze regio aangekomen vanuit Ierland
Plaats waar St Patrick doopte – Dublin – 2014

Ierland heeft een interessante positie in de kerstening van Europa. Het werd nooit veroverd door de Romeinen, dus het werd ook niet blootgesteld aan de structuren van de kerk die werden ontwikkeld sinds keizer Constantijn.

Voortbouwend op het werk van Saint Patrick organiseerde zijn collega Columcille (Columbanus 543 – 615) de eerste grootschalige overzeese missiereis met 12 monniken naar Frankrijk en Duitsland.  Ierse monniken stichtten in totaal zo’n 150 kloosters buiten hun eigen land.

Omdat de katholieke kerk al goed doordrong in de oude Romeinse bezette gebieden, begonnen de missionarissen in het grensgebied en daarbuiten. Brabant, Vlaanderen en Rijnland werden een belangrijke regio in deze vroege ontwikkelingen toen het centrum van de nieuwe seculiere Merovingische macht lag in het gebied Parijs – Aken. Plaatsen als Doornik, Kortrijk, St Denis, Auxerre, Tongeren, Maastricht, Keulen, Trier en Metz werden allemaal veelvuldig bezocht door deze reizende monniken.

Graf van Clovis – St Denis – 2014

Ze vestigden een nauwe relatie met de Merovingische koningen en hun edelen. Conversie was in die tijd nooit een individuele activiteit.  Zodra de lokale leider zich bekeerde, werden al zijn stam/ volgelingen automatisch ook als bekeerd geteld. Een van de eerste goed gedocumenteerde massale bekeringen vond plaats toen Clovis rond 500 werd gedoopt. Een bekende gedwongen massabekering werd door Karel de Grote, zo’n 300 jaar later, aan de Saksen opgedrongen.

De impact van deze massabekeringen was eerder zeer beperkt. Dit was ook de reden dat het heidendom vele eeuwen kon voortduren. 150 jaar na de bekering van Clovis was Amandus nog steeds bezig met het bekeren van de heidenen in het hartland van de Merovingers.

De ineenstorting van het Romeinse Rijk had de eenheid van de kerk ondermijnd, omdat pausen hun vitale communicatie met hun bisschoppen en abten verloren. Ze raakten geïsoleerd in Rome, waar ze werden belegerd door de lokale feodale heersers.

De oorspronkelijke Keltische kloosters in Ierland, Groot-Brittannië en Merovingisch Europa waren zo ver verwijderd van Rome en de kerkbureaucratie dat ze hun werken onafhankelijk van de institutionele hiërarchie konden ontwikkelen. Hierdoor konden ze ook experimenteren met hun literatuurwerken en artistieke innovaties in hun werk aanbrengen.

De ‘Keltische Kerk’ opereerde al die tijd onafhankelijk van de kerk in Rome en was meer gericht op individuele contemplatie dan op institutioneel dogmatisme. Nochtans, bij de Synode van Whitby in 664 aanvaardde Engeland formeel de Roman versie van de Katholieke Kerk (een belangrijk element was aan behalve de datum die voor Pasen door Rome wordt bepaald – gebaseerd op een cyclus van 19 jaar, die van Rome voor zo lang wordt afgesneden verschilde dit van degene de Ierse monniken hadden gevestigd – gebaseerd op een cyclus van 84 jaar.

Ondanks dit besluit ging de Keltische vorm door in Ierland en op het continent en dit bracht hen steeds meer in conflict met de officiële vertegenwoordigers van de paus, de bisschop. In de vroege middeleeuwen was de bisschoppelijke hiërarchie echter vaak corrupt en had het meer te maken met het creëren van macht en rijkdom dan met geloof. In plaats daarvan bleven de kloosters de basis voor de verspreiding van het christendom. Maar ook hier – zoals blijkt uit de vele hervormingspogingen – was corruptie in de kloosterstructuur aan de macht, met veel abten, die net zoals bisschoppen vaak als leken waren benoemd door koningen in ruil voor financiële of militaire gunsten.

De meeste kloosters, bisdommen en opkomende parochies hadden allemaal hun eigen katholieke smaak op basis van verschillende ideeën en verschillende principes. Er was zeer weinig eenheid in de kerk van de vroege middeleeuwen. Bovendien waren kloosters grotendeels gesloten gemeenschappen en dit betekende dat – samen met de betreurenswaardige situatie van de kerkstructuur – dat er buiten de muren van kloosters zeer weinig bewijs was van een christelijke bevolking of een christelijke cultuur.

De missionarissen – Willibrord

Willibrord werd rond 658 geboren, zijn vader – Wilgis – was een Angelsaksische edelman die zich pas onlangs tot het christendom had bekeerd.  Als zes- of zevenjarige werd de jeugd een oblaat in het klooster in Ripon in Yorkshire, onder abt St Wilfrid van York.

Het Keltische klooster introduceerde de regel van Benedictus in 661 en dit leidde tot een splitsing in de gemeenschap en als gevolg daarvan werden in 677  Wilfrid en Willibrord afgezet en verbannen. Willibrord werd een leerling van St Egbert in Ierland. In 688 werd hij tot priester gewijd en in 690 stuurde Egbert hem en 11 metgezellen naar hat vaste land van Europa om de heidense Friezen te bekeren. Deze woonden in een gebied dat het huidige Zeeland, de lage Landen boven de grote rivieren en de kuststreek tot aan Denemarken omvatte, het meest zuidelijke deel daarvan was onlangs veroverd door de Karolingische heerser Pepijn de Jonge.

Graf van St Wilibrordus – Echternach – 2007

Willibrord verkreeg voor deze bekering een pauselijke opdracht en ging in 695 naar Rome om tot aartsbisschop van de Friezen te worden gewijd, en bij deze gelegenheid noemde de paus, Sint Sergius, hem Clementius (hoewel deze naam niet bleef hangen). Hij kreeg het oude Romeinse fort in Utrecht om zich daar te vestigen.

In 716 en 719 opereerde hij ook vanuit Antwerpen.  Willibrord stichtte in Utrecht ook het eerste klooster in Noord-Nederland. Zijn interesse was echter meer gericht op de stichting in 698 van de abdij van Echternach (nu in Luxemburg) dan op het bisdom Utrecht. Dit blijkt uit de schenkingen van voornamelijk landgoederen van de Frankische edelen die hij afstond aan de abdij van Echternach.Deze donaties continueerden over vele eeuwen. Er zijn geen gegevens bekend die laten zien dat hij ook maar een daarvan aan Utrecht heeft geschonken. Dit kan ook te maken hebben met het feit dat zijn werk nooit een serieuze impact heeft gehad op de bekering van de Frisii.

Een van zijn metgezellen was Adelbert, hij reisde met Willibrord naar de Lage Landen en werd vereerd door de vroege Friese graven van Holland. Zijn relikwieën werden begraven in de Abdij van Egmond.

Vanuit Echternach begonnen andere volgelingen en metgezellen verder te trekken naar Walcheren, de Friese eilanden (Heligoland was een belangrijk heidens centrum) en Denemarken.

Een heidense opstand maakte veel van Willibrod’s werk ongedaan, maar het bekeringswerk van zijn opvolgers werd opnieuw gestart in 719. Willibrord stierf op 7 november 739 en werd begraven in Echternach, waar hij al snel werd vereerd en tot heilige werd uitgeroepen.

Originele St Willbrorduskerk Oss van voor de brand van 1754.
Kaart nav archeologische opgraving St Willibrordus Putje

Ook in Oss heerst een sterke Willibrordtraditie. Volgens de legende predikte hij ook in deze regio, dicht bij het gebied waar Keltische mensen sinds eeuwen hun doden hadden begraven. Tijdens archeologisch onderzoek in de jaren dertig werden de fundamenten van een kleine kapel en een oude kreekbedding opgegraven. Slechts 50 meter van het zogenaamde St Willibrordputje, traditie heeft het dat het hier was dat Willibrord de eerste bewoners in dit gebied doopten. De eerste kerk in Oss werd ook naar hem vernoemd, evenals de kerk in het naburige Berghem, een andere nederzetting ook dicht bij het oude Keltische grafheuvel gebied.

Andere panden waar de binnenstad van Oss nu ligt en panden ten noorden ervan zijn hoogstwaarschijnlijk ook aan hem en later aan hem geschonken. In de 13e eeuw komen we te tegen in de registers van Echternach.

In 2009 verbleven we in Hammelburg, Neder-Franken (Bayern) gelegen op een strategisch punt aan de rivier de Saale en het Castellum Hamulum zoals het in 716 werd genoemd. Het werd door hertog Heden aan Willibrord geschonken.

Plaatsen als Oss, Echternach en Hammelburg laten de macht en invloed zien van het gebied dat ofwel door Willibrord werd bereisd en/of dat er in dit gebied een hoog communicatieniveau was waardoor deze activiteiten konden worden gecoördineerd en goederen konden wordenbeheerd.

De missionarissen – Lambertus

Lambertus (ca. 636 – ca. 706) was bisschop van Maastricht (Tongeren) van ongeveer 670 tot aan zijn dood. Lambert werd geboren in een adellijke familie uit Maastricht, een protegé van zijn oom, bisschop Theodard van Maastricht.

Toen Theodard kort na 669 werd vermoord, maakten de raadsleden van de Merovingische koning Childeric II Lambert bisschop van Maastricht. Lambert was een tegenstander van de Arnulfings (een adellijke familie die om de macht vochten met de concurrerende adellijke familie van de Pepiniden). Nadat ook Childeric in 673 werd vermoord, verdreef de factie van Ebroin, de hoofdmeier van Neustrië (het meer zuidelijke gedeelte van het Merovingische rijk, rondom Parijs) en daarmee ontnam hij hen ook de macht achter de koninklijke troon, dit ten gunste van zijn eigen kandidaat, Faramundus.

Als represaillemaatregel verbleef Lambert zeven jaar in ballingschap in de onlangs opgerichte Abdij van Stavelot (674 -681). Met een verandering in het turbulente politieke fortuin van die tijd, werd Lambert zijn bisschopszetel teruggegeven.

In het gezelschap van Willibrord, predikte Lambert de heidenen in de benedenloop van de Maas. Kort nadat Dodo, een bewaker van Hoofdmeier Pepijn van Herstal door neven van, Lamberts was vermoord, vermoordden Dodo’s familieleden Lambert, op zijn landgoed, de Gallo-Romeinse villa in Luik.

Dit was een van de vele politieke moorden – waaronder verschillende bisschoppen – die plaatsvonden in een periode van zwak seculier leiderschap toen bisschoppen hun seculiere macht makkelijk konden vergroten.

De missionarissen – Bonifatius

Willibrord werd ook vergezeld door een benedictijner priester, een edelman uit Wessex genaamd Wynfrid of Wynfrith (geboren in Devon rond 675 en opgeleid onder St Aldhelm) Hij had al eens geprobeerd om missiewerk te beginnen onder de Friezen en het jaar daarvoor had hij de opdracht gekregen van paus Gregorius II om het evangelie naar de heidense Duitsers ten oosten van de Rijn te dragen.

Gregory veranderde de naam Wynfrid  in Bonifatius– en deze naam bleef wel hangen. Hij opereerde grotendeels als een reizende missionaris en bisschop die zich nooit voor langere tijd ergens vestigde. In 722 verliet hij onze regio en stichtte in wat nu Hessen is, de eerste van vele benedictijnenkloosters.

Graf Charles Martel – St Denis – 2014

Zijn succes als missionaris resulteerde in een oproep om naar Rome te komen, waar Gregorius hem tot missionarisbisschop wijdde en hem ook aanbevelingsbrieven gaf voor vooraanstaande personen, waaronder Karel Martel, Meier van het Merovingische koninkrijk. Hij kreeg van de Merovingiers een vrijbrief om door hun gebied te reizen en de bevolking te bekeren. De reputatie van Karel Martel (martel = hamer) onder de lokale bevolking hielp Bonifatius waarschijnlijk bij de dramatische vernietiging van de heilige eik van de god Thor in Geismar, in de buurt van de huidige universiteitsstad Göttingen, in Nedersaksen.

Net als Elias die Baäl uitdaagde, riep Bonifatius Thor op om hem neer te slaan als hij inderdaad een god was, maar Thor  kwam natuurlijk niet tussenbeide en volgens de Christelijke propaganda was het de wind die de boom omduwde waardoor het in vier stukken viel.

Bonifatius gebruikte het eikenhout om een kerk te bouwen gewijd aan Sint-Pieter, volgens de legende werd deze al snel gevuld door degenen die de boom hadden zien vallen. Bonifatius bracht de jaren 725 tot 735 door in Thüringen, waar hij heidenen bekeerde en het werk van eerdere Ierse missionarissen consolideerde.

Hij werd ook vergezeld door vele Engelse Benedictijnen, mannen en vrouwen, die hem hielpen om vier kloosters te stichten. In 735 stuurde paus Gregorius III Bonifatius naar Beieren, waar hij drie (later vier) bisdommen opzette en vervolgens nog eens drie in Midden-Duitsland.

Bisschopspaleis Marienberg Wurzburg – 2009

In 742 benoemde Bonifatius ook de eerste bisschop van Würzburg, de latere Sint-Burkhard, dit bisdom in Oost-Franconië ontwikkelde zich in de loop van de volgende eeuwen tot een van de machtigste prinsbisschoppen in het Heilige Roomse Rijk. In 2009 bezochten we zowel het indrukwekkende fort Marienberg van de bisschop, op de heuvel boven de stad als de werelderfgoed residentie van de bisschop in de stad zelf. Oost-Franconië was het meest afgelegen gebied van het Frankische Rijk en het laat zien hoe goed Bonifatius was georganiseerd en in staat was om rooms-katholiek gezag te vestigen in het snel opkomende Frankische rijk. De bisdommen en kloosters die hij hier stichtte, zorgden ervoor dat zijn opvolgers eeuwenlang een monopolie op seculaire ambten in het Frankische Rijk hadden. Bonifatius’ gezag over de bisschoppen werd bevestigd toen hij in 751 aartsbisschop van Mainz en primaat van Duitsland werd.

Hij was ook instrumenteel in het krijgen van de steun van de paus voor een kerkhervorming; gericht op het waarborgen van de controle over de kerk door middel van het bisschoppelijk systeem. Zijn doel was om de religieuze controle over de verschillende instellingen (kloosters en bisdommen) te verenigen.

Hij waarschuwde ook tegen lekencontrole over de kerk, of het nu de keizer, koningen of graven waren. Het tegenovergestelde echter gebeurde, de Karolingen zagen zichzelf zowel als seculiere als religieuze heersers. Met de staat en de kerk als één, konden de machtige bisschoppen uit de aristocratie en nauw verbonden met de koninklijke familie de kerk als een staat besturen.

Bonifatius speelde ook een belangrijke rol bij het geven van de Karolingische kroon voor de Franken. Hij onderhandelde met de paus dat de Merovingische koning werd vervangen door een Karolingische koning.

Graf Carolman Rechtsonder) – St Denis – 2014

Op 75-jarige leeftijd ging Bonifatius met pensioen en vertrok voor een laatste missie naar Friesland. Hij werd op Pinksteren (5 juni 754) in Dokkum  vermoord door een groep heidense Friezen terwijl hij de Bijbel voorlas aan een groep bekeerlingen. Hij werd op zijn verzoek begraven in het beroemde klooster van Fulda, dat hij zelf had gesticht. Het land waarop het klooster werd gebouwd was in 744 door Carloman aan Bonifatius geschonken.

In 787 schreef een tijdgenoot van Bonifatius, die van 775-777 in Dokkum was, de geschiedenis “Het leven van Bonifatius” op.

Bronzen plaquette met afbeelding van St Liudger – Emsburen – 1999

Nadat zijn dood, nam Liudger zijn plaats in en herbouwde de kerk die de heidenen hadden afgebrand. Recente archeologische opgravingen hebben delen van deze structuur onthuld en zelfs de overblijfselen van een kleine grafkamer die bedoeld had kunnen zijn voor de opslagplaats van de in de 754 vermoorde monniken of zelfs van Bonifatius zelf.

Willibrord wordt herinnerd als de apostel van de Friezen en patroonheilige van Nederland, en Bonifatius, apostel van de Duitsers, samen vestigden ze een sterke Engels/Ierse culturele invloed op de gebieden van de Karolingische en hun opvolgers, de Duitse koningen – het toekomstige Heilige Roomse Rijk – en consolideerden daar de zendingsinspanningen door hier het gezag van Rome te vestigen. Men zou kunnen zeggen dat ze de basis hadden gelegd voor de heiligheid van het Rijk. Er was een duidelijk eigenbelang voor zowel de Katholiek Kerk als de Karolingische vorsten om nauw samen te werken.

Christelijke superioriteit nu ook richting de noordelijke gebieden

Tijdens het Concilium Germanicum (Concilium Germanicum in het bisdom Cambrai) in 743 – waarbij sint Bonifatius een belangrijke rol speelde – werd een reeks verboden ingevoerd waarbij de seculiere (militaire) machten de priesters en bisschoppen moesten ondersteunen bij de handhaving ervan.

Thor – National Museum Iceland – Reykjavík – 2018

Ze omvatten verboden tegen dieren- en voedseloffers, offers in woningen, aanbidding van stenen, rotsen, bronnen en bomen, geloften afleggen in de buurt van doornstruiken, heilige bomen of bronnen, het snijden van houten afgoden, of het maken van afbeeldingen van duivels, waarzeggerij en voorspellingen op basis van aanbiedingen van loten enzovoort.

Regen- en wolkenbezweringen waren even verboden als tovenarij, voorspellingen gedaan bij de geboorte van een nieuwe baby, het dragen en gebruiken van amuletten. Heidense feesten werden afgelast speciaal vernoemd werden oudejaarsavond en de donderdag (ter ere van Donar/Thor).  Maaltijden in kerken, het zingen van seculiere liederen en het uitvoeren van meisjeskoren waren allemaal verboden terrein.  Als priesters betrokken waren bij waarzeggerij werden ze ontslagen en als klooster geplaatst.

Door heilige eiken en andere heilige heidense plaatsen te vernietigen, toonden ze de suprematie van hun Christelijke God.

De middeleeuwse bisdommen in de Lage Landen
St Servaas Basiliek – Vrijthof Maastricht – 2018

Veel bisschoppen en abten waren echter – in deze periode – bekleed door leken die door de koningen werden benoemd in ruil voor financiële of militaire gunsten.

De ontwikkelingen van de bisdommen of bisdommen in wat nu Nederland is, gaan terug tot de Romeinse maar vooral tot de Merovingische en Karolingische tijd. Het eerste bisdom was dat van Tongeren en werd rond 280 gesticht. Volgens de legende werd het in 384 door Sint Servaas naar Maastricht verplaatst – historisch bewijs uit 535 bevestigt Maastricht als bisdom – van hieruit werd het in 722 verplaatst naar Luik.

Het bisdom bleef de naam van bisdom Tongeren behouden.  Het strekte zich uit van Frankrijk bij Chimay, tot Stavelot, Aken, Gladbach en Venlo, en van de oevers van de Semois tot Ekeren, bij Antwerpen, tot het midden van het Zeeuwse eiland Tholen en voorbij de Moerdijk in Nederland, het omvatte zowel Romaanse als Germaanse populaties.

Het bisdom Utrecht werd in 695 opgericht toen de heilige Willibrord door paus Sergius I tot bisschop van de Friezen in Rome werd gewijd. Met toestemming van de Frankische heerser Pippin van Herstal vestigde hij zich in een oud Romeins fort in Utrecht.

Vikingenschip Museum Sankt Jorgensbjerg – Denmark – 2018

Na de dood van Willibrord leed het bisdom zwaar onder de invallen van de Friezen en later van de Vikingen. Willibrord werd hoogstwaarschijnlijk verheven tot aartsbisschop, nadat hij het pallium tijdens had ontvangen; maar het is onzeker waarom en wanneer precies deze titel in latere tijden verloren ging. Het grondgebied omvatte het huidige Nederland, Zeeland, Utrecht en het grootste deel van Noordoost-Nederland.

In 814 waren er 21 aartsbisschoppen binnen de grenzen van het Karolingische rijk:

Rome, Ravenna, Milaan, Cividale, Grado, Keulen, Mainz, Salzburg, Trier, Sens, Besançon, Lyon, Rouen, Reims, Arles, Vienne, Moûtiers-Tarentaise, Embrun, Bordeaux, Tours en Bourges.

Buddenturm Münster – 1979

De oostelijke grens van het bisdom Utrecht werd gedeeld met die van Münster en Osnabrück. Het grootste deel van Groningen en delen van Friesland en een groot deel van Oost-Gelre (Gelderland en Overijssel) waaronder Hengelo, Grol (Groenlo), Borculo-Lichtenvoorde en Bredevoort vielen onder Münster. Westerwolde in Groningen maakte deel uit van Osnabrück. Nijmegen – als keizerlijke stad – viel direct onder het aartsbisdom Keulen.

In het zuiden was er een even complexe situatie. Naast Luik waren er de Franstalige bisdommen van Cambrai, Arras en Doornik. Ze vielen allemaal onder het aartsbisdom Reims.

Door de eeuwen heen begonnen de grenzen van deze bisdommen heel anders te worden dan de seculiere grenzen, die ze meestal evenaarden zoals ze waren ten tijde van de stichting. Dit begon een ergernis te worden voor de Bourgondische en Habsburgse heersers, die sinds Karel de Stoute over veranderingen hadden nagedacht; niet vanwege kerkelijke problemen, maar vanwege politieke en seculiere belangen.

Er was echter altijd sterke oppositie van de verschillende edelen die rechten hadden met betrekking tot kerkelijke ambten, eigendommen en privileges; velen van hen verwaarloosden of misbruiken deze rechten. Aan de andere kant hadden de bevolkingsgroepen vaak een hekel aan deze kerkelijke heersers en hun vaak weelderige manier van leven – de meeste bisschoppen – en hoge geestelijken in het algemeen – hadden zich totaal vervreemd van hun volk, wat later de verspreiding van het protestantisme in de regio sterk aanwakkerde.

Wat ook een sleutelrol speelde in dit alles was dat er in de bisschopszetel van Utrecht meer dan duizend parochies waren, vooral die in het oostelijke deel van het bisdom kregen weinig steun en het beheer van deze parochies was over het algemeen erg slecht.

Toen keizer Karel V in 1543 de Bourgondische Nederlanden verenigde, bevond hij zich in de vreemde positie dat zijn noordelijke gebieden grotendeels onder de kerkelijke jurisdictie van een kleine vazal viel, de aartsbisschop-keurvorst van Keulen en delen van zijn zuidelijke bezittingen vielen onder de aartsbisschop van Reims, een vazal van zijn aartsrivaal de koning van Frankrijk.

Print Willem van Leusden, 1946. Noordkant St, Jan Den Bosch huwelijkscadeu Herman en Anny Budde 1949

Het was uiteindelijk zijn zoon koning Filips II van Spanje die in 1559 – gevoed door de snelle toename van het protestantisme – gedwongen werd door de reorganisatie van de bisdommen.  Hiervoor kreeg hij de steun van Paus Paulus IV die de Pauselijke Bull “Super Universas” uitgaf die het allemaal legitiem maakte. Hij richtte 11 nieuwe bisdommen op; dit bracht het aantal Nederlandstalige bisdommen van 2 naar 11, hier vielen zo’n 3 miljoen mensen onder.

De Franstalige gebieden werden onder Cambrai geplaatst die tot aartsbisschop werd verheven. Voor de zuidelijke Nederlanden werd een nieuw aartsbisdom opgericht dat van Mechelen. Dit duurde echter niet lang, want de bisdommen van ‘s-Hertogenbosch, Roermond, Deventer, Groningen, Haarlem, Leeuwarden, Middelburg werden in de daaropvolgende decennia weer afgeschaft toen de Republiek de controle over de Noordelijke Nederlanden overnam. Het katholieke geloof was verboden.

Pas in 1853 veranderde die situatie en werd de Nederlandse katholieke hiërarchie hersteld. Tot 1559 maakte de parochie Oss deel uit van het Dekenaat Cuijk, bisdom Luik, aartsbisdom Keulen.

Geschiedenis van Oss