De aankomst in Nieuw Guinea

De reis naar Nieuw Guinea in september 1956 was natuurlijk al een avontuur op zich, ze vloog via Rome, Cairo, Karachi, Rangoon, Bangkok, Manilla naar de andere kant van de wereld. Hier landde ze op de luchthaven Biak.

Even uitrustend in de aankomsthal, waar ze met haar rug naar het raam zat, was ze totaal verbaasd dat toen ze zich omdraaide het buiten al donker was. Welkom in de tropen! Na een paar dagen in Biak was het de volgende dag op naar Merauke, de hoofdstad van Zuid Nieuw Guinea. (Annie’s persoonlijk verslag van deze reis is als een bijlage aan dit boek toegevoegd)

Zuid Nieuw Guinea (5x zo groot als Nederland) omvat het gebied aan de zuidkust tot aan het hooggebergte dat zo’n 120 km landinwaarts omhoog stuwt tot hoogtes van rond de 5000 meter. Het zuiden is vlak, en eigenlijk een groot moeras wat aan de ene kant gevoed wordt door de eb en vloed van Arafura zee en aan de andere kant door de enorme water massa die de zware regenval van de bergen naar de zee voert. Het is een groot modderbad met daaruit opspringend ontoegankelijke oerwouden. Het overgrote gedeelte van het oerwoud is mangrove waar de luchtwortels van de warangi meer dan een meter hoog groeien, kris kras door elkaar. Op de films van Annie is duidelijk te zien hoe de Papoea’s daar op blote voeten doorheen snellen, terwijl de blanken al ploeterend daaroverheen klauteren. Vervoer door het gebied is met uitzondering van de grote rivieren bijna onmogelijk en zelfs dan blijft iedere reis een onderneming. De temperaturen variëren van 22 graden in de ochtend tot 33 graden rond de middag, met nagenoeg geen verschil door het jaar heen. Het klimaat is er altijd vochtig.

Het grootste zoogdier in deze streken is het wilde varken, verder honderden kleinere dieren: kangoeroes, ratten, vliegend honden, leguanen en slangen. Prachtige vogels waaronder een van de mooiste ter wereld, de paradijsvogel. Het grootse beest in Nieuw Guinea is ook een vogel, de kasuaris.

Er is volop vis en er zijn schelpdieren en schildpadden. Het grootste dier is de krokodil. Het aantal insecten in dit gebied is gewoon niet te schatten. Een ander interessant fenomeen, zijn de termieten heuvels. Ze ‘spuiten’ uit de grond als grote sponzen. Van de 390 soorten vogels zijn er 74 die nergens anders in de wereld voorkomen. Sommige zeldzame vogels hebben hun eigen attractieve melodiën.Maar het meest voortkomende dier hier is de muskiet, deze zijn aanwezig in absolute plaag proporties en maken het leven rondom zonsondergang nagenoeg ondraaglijk. De tjiktjaks (gekko’s) zijn ook volop aanwezig maar hoewel ze muskieten graag eten hun aanwezigheid heeft nagenoeg geen invloed op de insecten. Tjiktjaks hebben het onhebbelijke gedrag om van de muur of het plafond op je neer te vallen, wat regelmatig tot schriksprongetjes leidt.

Vervolg: Merauke