Herman Budde (neef) slachtoffer op de Dam

Herinnering aan Herman Budde (een neef van mijn vader die ook Herman heet)

Op De Dam in Amsterdam zijn in de straat 31 kleine monumentjes aangebracht. Een vierkant met een naam die gevormd wordt door kiezelsteentjes. Het monument is een herinnering aan de Amsterdammers die op 7 mei 1945, twee dagen, nadat de oorlog officieel was beëindigd, door wild om zich heen schietende Duitsers werden gedood.

Een eenvoudig monument, maar juist daardoor zo indringend.

Een monument om even bij stil te staan.

De monumentjes werden in mei 2016 onthuld door familieleden van hen van wie de naam op het monumentje is aangebracht. Een sobere plechtigheid in het bijzijn van familieleden en vrienden en waar burgemeester Eberhard Van der Laan een toespraak hield en de onthulling verrichtte. “Deze slachtoffers, maar ook hun nabestaanden dreigden in de vergetelheid te geraken,” aldus de burgemeester.

Voor het monument werden 31.000 steentjes gebruikt. Enkele ooggetuigen vertelden die dag hun herinneringen.

Fredericus Joseph Budde,  Herman

Op een van de 31 kleine monumenten staat de naam Herman Budde. Bij de onthulling van dat monumentje waren de nabestaanden en verdere familieleden aanwezig. Een van hen was Paul Budde, die er een reis vanuit zijn woonplaats Bucketty (Australië) voor over had. Pauls’ vader, eveneens Herman Budde geheten, was een volle neef van het slachtoffer. Ook de in Ootmarsum geboren Dre Budde was aanwezig, evenals nazaten van de Budde-familie uit Borne.

In Ootmarsum is de naam Budde nauw verbonden aan een bekend horlogemaker, juwelier en antiquair. Theo C. Budde (1889-1959) was daarnaast iemand die zijn woonplaats Ootmarsum op velerlei manieren diende en promootte onder andere als medeoprichter en bestuurslid van de plaatselijke VVV. Ook was hij een liefhebber van de Twentse sproake en een verdienstelijk schrijver van Twentse verhalen en gedichten. De gedichtenbundel Ne Gapse vol (1959) is daar een voorbeeld van.

Van oorsprong kwam de familie Budde uit Duitsland en belandde via Wietmarchen (rond 1620) en Nordhorn in Ootmarsum. Bovengenoemde Paul Budde zette de familiehistorie op schrift in het boek De geschiedenis van de familie Budde (1999).

Familie(ver)banden

Het was Gerhard Budde (1848-1916) die zich in 1872 Ootmarsum vestigde en daar het beroep van horlogemaker uitoefende. Drie jaar later trouwde hij daar met Johanna Warnink, dochter van een bakker en het echtpaar betrok de woning aan de Marktstraat naast de bakkerij van Warnink. Gerhard en Johanna kregen acht kinderen: zeven jongens en één meisje. Van hen zette de jongste zoon, Theo C. Budde de zaak van zijn vader voort, samen met echtgenote Maria van Olffen. De andere kinderen zwermden uit.

Het echtpaar Budde-van Olffen kreeg acht kinderen. Bovengenoemde Dre Budde was van hen de jongste. Een andere zoon, Theo Budde (1923-1978)  nam de goud-, antiek en horlogezaak over. Hij trouwde met Riet Veldboer (1924-2007). Hun huwelijk bleef kinderloos.

In het kader van dit verhaal volgen we een ander kind uit het gezin van Gerhard Budde-Johanna Warnink en wel zoon Fredericus Johannes, Frits Budde. (op bijgaande foto staand derde van links).

Hij trok evenals zijn zuster en broers weg uit Ootmarsum en oefende in verschillende plaatsen diverse beroepen uit. Zo was Frits Budde een tijdlang als bakker werkzaam in Oldenzaal.

Hij verhuisde zelfs voor korte tijd naar Engeland, waar hij Theodora Maria Sötebeer leerde kennen. Zij was daar werkzaam op de Nederlandse ambassade in Londen. Frits en Dora trouwden en in Engeland werden hun twee oudste kinderen Freddie en Dolly geboren. Daarna keerden ze terug naar Nederland. Ze gingen in Amsterdam wonen. Daar werden hun gezin uitgebreid met de jongens Herman en Theo.

De band tussen de familieleden van Budde werd de historie door nimmer verbroken. Zo waren er regelmatig contacten tussen de Buddes in Ootmarsum en Amsterdam. Ondertussen had een andere zoon van Gerhard Budde, namelijk Johan Budde zich als bakker in Borne gevestigd. Eén van zijn zonen, ook Herman geheten, verhuisde naar Amsterdam en voerde daar een banketzaak aan de Haarlemmerstraat. Ook hij heette Herman Budde. Een zus van de echtgenote van deze laatstgenoemde Herman Budde, trouwde met de in Ootmarsum geboren Fred Budde. Deze Fred was de zoon van Theo C. Budde, de grondlegger van de antiekzaak en horlogerie.

Ootmarsum in de oorlog

Van de Ootmarsumse tak trad zoon Herman Budde (1920  – 1977) in het huwelijk met stadsgenote Anny Velthuis (1924), dochter van een aannemer. Beiden waren werkzaam op de gemeentesecretarie in het stadhuis van de gemeente Ootmarsum. Ze beleefden de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) intensief, maar op totaal verschillende manieren. Anny slaagde erin om de vijf oorlogsjaren, zoals deze in haar woonplaats werden beleefd, in een uniek Dagboek vast te leggen. Herman bracht een deel van de oorlog in Duitse gevangenschap door. Hij was daartoe veroordeeld vanwege enkele, in de ogen van de Duitsers onwelgevallige activiteiten.

Herman Budde en Anny Velthuis trouwden na de oorlog en hun huwelijk werd gezegend met drie kinderen: Monique, Paul en Rob. Vooral dankzij de inzet van zoon Paul Budde (1950) konden veel gegevens voor dit verhaal verkregen worden.

Drama op de Dam

Er was een rampzalige gebeurtenis met de nasleep daarvan voor nodig om, in elk geval enkele takken van de familie Budde weer dichter bij elkaar te brengen. We zullen ons daarbij beperken tot die personen die bij bovengenoemde tragische gebeurtenis en de gevolgen daarvan betrokken waren.

We gaan daarvoor terug naar het echtpaar Frits Budde-Theodora Sötebeer, de “Amsterdamse tak” van de familie zullen we maar zeggen. Van hun vier kinderen trouwde zoon Fredericus Josephus, Herman Budde (1916-1945) in 1937 met Klassina Kok uit Zaandam. Zij kregen drie kinderen: Frits, Dora en Huib.

Dochter Dora vertelde in 2013 haar levensverhaal, waaruit blijkt dat de gebeurtenissen op De Dam een onuitwisbare indruk op haar hebben gemaakt en haar leven en dat van haar moeder en broertje hebben beïnvloed. Het verhaal werd geplaatst in het weekblad Vriendin. Een uittreksel ervan volgt hier.

“Ook al is het nu 68 jaar geleden, het doet nog steeds verschrikkelijk veel pijn. Ik heb slechts één herinnering aan mijn vader. Tijdens een verhuizing naar Amsterdam, met paard en wagen, zat ik als klein meisje achter in de wagen en staarde naar de rug van mijn vader die op de bok zat. Ik zie dat beeld nog heel helder voor me.

Ik ben geboren midden in de Tweede Wereldoorlog. Voor mijn ouders was dit een verschrikkelijke tijd. In 1943 moesten alle mannen tussen 18 en 43 jaar zich melden voor de Arbeitseinsatz, werken in Duitsland. Vader dook onder, maar werd gepakt en als dwangarbeider in een Duitse machinefabriek geplaatst. Tot tweemaal toe vluchtte hij en kon de tweede keer onderduiken.

(Een letterlijk citaat): “Op 5 mei 1945 kwam eindelijk een einde aan vijf jaar onderdrukking. Nederland werd bevrijd. Mijn ouders waren zó blij en opgelucht. In de ochtend van 7 mei zei mijn vader tegen m’n moeder: “Klasien, nu gaan we een nieuw leven beginnen! Laten we de stad in gaan om de Canadese bevrijders te verwelkomen. Mijn vader en broer van zeven jaar oud gingen al vast vooruit. Mijn moeder, broertje van anderhalf en ik, drie jaar oud, zouden ze op de Dam ontmoeten. Hier stroomde het vol met duizenden uitgelaten Nederlanders. Een jubelende, dansende menigte, stralend van geluk. Overal bloemen. Muziek klonk uit draaiorgels. Voor het eerst sinds de oorlog weer de kleurenoranje en rood-wit-blauw.

Tot om 15.00 uur ineens geknal van geweerschoten. In De Groote Club, een gebouw pal naast het Koninklijk Paleis, zat nog een eenheid van de Kriegsmarine. Duitse soldaten, die nog niet ontwapend waren. Vanaf het dak begonnen ze met verbeten gezichten te schieten. De kogels vlogen in het rond. Paniek brak uit. Gehuil, geduw, kinderen die onder de voet werden gelopen.

Mijn moeder heeft hier niets van gemerkt. Toen wij naar de Dam gingen, werden we onderweg al tegengehouden. ‘Ga niet, ga niet’, werd er geroepen. ‘Er wordt geschoten.’ ’s Avonds laat werd mijn broer ergens in de stad gevonden. Helemaal onder het bloed. Maar nog wel in leven. Mijn vader had het helaas niet gered. Ik was nog te jong om het bewust mee te maken, maar voor mijn moeder was dit een grote nachtmerrie. Ineens stond ze er alleen voor met drie jonge kinderen….”

Dora vertelt in grote lijnen hoe het veder met moeder Budde en de kinderen ging. Uit bittere noodzaak hertrouwde haar moeder, maar dat tweede huwelijk werd geen succes. De tweede vader werd geen echte vader. Dora kon zich haar echte vader die ze nauwelijks had gekend, niet herinneren. Zij wist niet anders of hij was in gevangenschap en dat hij eens zou terugkeren. Aan die twijfel kwam op onprettige manier een einde, toen moeder aan de 13-jarige Dora vroeg of deze het goed vond dat vaders graf geruimd zou worden. Pas toen drong het tot Dora door dat haar vader dood was.

Vergeten kon ze hem echter niet. Op een avond,  ze was toen al getrouwd, zat ze televisie te kijken. Er werden beelden getoond van het schietincident op 7 mei 1945. Ze wist niet eens dat daar beelden van gemaakt waren. “Bij iedere mannengestalte die ik op de grond zag liggen, dacht ik: Zou dat mijn vader zijn?”

Geen oorlogsslachtoffer

Bij alle ellende voor haar moeder kwam ook nog dat ze niet als oorlogsslachtoffer werd erkend. Op 7 mei 1945 was de oorlog immers al twee dagen afgelopen? Voor de twee kinderen betekende deze situatie, dat ze meteen na het verlaten van de lagere school aan het werk moesten. Moeder ontving namelijk geen bijstand. De kinderen moesten helpen geld verdienen. Pas eind jaren tachtig kwam daarin verandering.

“Ik woon in Amsterdam en ga vaak even op de Dam zitten. Denken aan toen, toen vader werd vermoord. Ieder jaar op 7 mei brand ik om 15.00 uur een kaarsje voor mijn vader. In 2010 was het 65 jaar geleden. Ik heb toen twee vellen papier gepakt. Op her éne schreef ik: Op 7 mei 1945 is mijn vader doodgeschoten op de Dam. Op het andere dezelfde tekst in het Engels. De éne zijde hing ik op mijn borst, de andere op mijn rug. Ik heb toen ontzettend veel bekijks gehad. Sommigen keken alleen maar, anderen maakten een praatje, zoals een jongetje van een jaar of tien, samen met z’n moeder. Hij had toevallig die week op school geleerd over 7 mei 1945, dus het maakte grote indruk op hem.”

Dora heeft die dag van 11.00 tot 19.00 uur op de Dam gestaan. Doodmoe, maar met een gevoel van blijheid ben ik naar huis gegaan. “Dit was mijn manier om mijn vader te herdenken.”

Er zijn naderhand meerdere theorieën geschreven en verkondigd over deze fatale schietpartij. Maar de juiste oorzaak ervan en de werkelijke schuldigen……?

De herdenking op de Dam op 7 mei 2016 en de onthulling van de 31 monumentjes was voor de nabestaanden een weldadige genoegdoening. Zij beschouwden dit alles als een eerbetoon aan hun vaders, moeders, broers en zusters die daar het leven lieten.

Ze kunnen nu naar het plekje gaan waar het monumentje voor hun dierbare ligt. Ook dat van Herman Budde. Twee kinderen van Herman Budde, Frits en Dora onthulden het monumentje voor hun vader. Ze deden dat in het bijzijn van hun kinderen, maar ook in aanwezigheid van ongeveer 20 ‘Buddes’ die ook bij de ceremonie aanwezig waren.

Het monumentje zal zeker als een versterking werken van de band tussen leden van de familie Budde. Ivm beschadiging door straat werkzaamheden werd in 2020 was het eerste monumentje vervangen door een nieuwe.

Plague on the Grote Club

Telgram berichten tussen broers Theo and Frits Budde

Een triest detail in het gebeuren. Op 6 mei 1945 stuurt Theo Budde vanuit Ootmarsum via het Rode Kruis een telegram naar zijn broer Frits in Amsterdam. Hij feliciteert hem met de bevrijding. Op 11 mei krijgt Theo datzelfde telegram per post terug. Op de achterkant ervan had Frits geschreven, dat zijn zoon Herman op 7 mei op de Dam was doodgeschoten.

Liberation Amsterdam - Herman Budde killed