Introductie
Dit verhaal is ergens rond het jaar 2010 begonnen toen ik de geschiedenis van de Nachtegaallaan ben gaan opschrijven veelal gebaseerd op mijn jeugdherinneringen. Van mijn derde tot mijn 22ste jaar heb ik hier gewoond. Uiteraard staat deze straat niet op zichzelf en is het een onderdeel van de naoorlogse woningbouw geschiedenis en als zodanig is het een onderdeel van de Vogelwijk. Zowel de geschiedenis van de Vogelwijk als van de Nachtegaallaan ga ik hier onder beschrijven.
Maar uiteraard begint de geschiedenis van dit gebied niet hier en dat leidde er toe om specifiek de geschiedenis van dat gebied verder te belichten.
Tussen de Maas en de hei.
De oude naam voor het gebied tussen de Hertogswetering en het begin van de Osse Heide stond bekend als het Schayk’s Veld met in het midden het kleine gehucht Schayk (niet te verwarren met het dorp Schaijk). Een belangrijke reden waarom Oss al vanaf oudsher een trekpleister voor mensen is geweest ligt aan de geologische ontwikkeling van het gebied.
De Rooyen
Het zuidelijke deel stond bekend als Rooyen of De Rooyen, wellicht in verband met de heide die hier ontwikkeld (gerooid) was voor de landbouw. Waar nu de Molenweg op de Oude Molenstraat uitkomt stond de 14e -eeuwse dwangmolen van Oss (de Oude Molen). Van de Hertog van Brabant moesten allen boeren in Oss, Heesch, Berghem en Nistelrode hun graan hier laten malen, vandaar dwang molen en de hertog kreeg daar natuurlijk een inkomsten uit. Het was een houten stellingmolen die in 1867 naar Maren is vehuist en daar tot 1927 heeft gestaan. Het recht van molendwang werd in 1798 opgeheven en toen is er een nieuwe molen aan de Berghemseweg gebouwd, aangegeven met een rond plekje op de kaart hieronder. Om beter wind te vangen stond deze molen op een heuveltje, een z.g.n. bergmolen. Deze molen is in 1944 afgebroken. Oss had toen al drie nieuwe stellingmolens ( Kruisstraat (1860), Heescheweg (1895),en Nieuwe Brouwersstraat -1895-1947). De laatste twee staan er nog.
Af en toe kom je de naam Rooyen tegen meer noordelijk dan het eigenlijke gebied, soms tot aan het Teugenaarspad (nu Teugenaarsstraat), dus er is wat overlapping met deze naamgeving van dit gebied. Met de aanleg van de spoorlijn moest men rekening houden met de overstromingen ten gevolgen van de Beerse Overlaat en de spoorlijn moest dus hoog genoeg liggen. Als zodanig is het een goede scheidslijn tussen het Schayk’s Veld en De Rooyen.
Ongeveer 100 meter na de Graafsche Poort stond de schandpaal. De Linkensweg loopt hier naar het noorden en dit heette vroeger Linkens Kerkhof. Misschien een misdager die hier begraven is? De galg stond verder weg op een van de grafheuvels op de hei. Het Vorstengraf is daar een onderdeel van en de Zevenbergseweg is ook naar deze grafheuvels genoemd.
Vlak na de schandpaal splitste het Teugenaarspad af naar het zuiden en liep via het onderste gedeelte van het Schayk’s Veld over het gebied genaamd De Rooyen en kwam uiteindelijk uit op een pad dat recht vanaf het gehucht Schayk kwam en soms Kapelstraat heet. Van hier liep de weg via het St Willibrorduskapelletje (St Willibrordus Put) naar de weg van Den Bosch naar Grave. Dit was dus de meest gerichte weg naar Grave. Bij deze kapel kwam ook de weg van Ussen uit (de Kortfoortstraat).
Dit Teugenaarspad (laterTeugenaarsstraat) is waarschijnlijk genoemd naar de teugenaars die met hun paarden boten langs de maas trokken en over dit pad weer terug liepen naar de Maas ergens in de buurt van Grave of Cuijk.
Interessant is om ook te vermelden dat de oude weg over het Schayk’s Veld via Koolwijk liep. Nadat Brabant in 1628 was bezet door Holland (de Generaliteitsperiode) werd de kerk in Oss van de katholieken afgenomen en aan de protestanten toegewezen. Omdat er vlak bij Oss twee gebieden lagen die niet onder Brabant vielen, Megen en Ravenstein trokken de katholieken naar deze plaatsen voor hun zielenheil. Koolwijk was een heel populier pelgrimsoord met een relikwie van de Heilige Anna, de moeder van Maria. Bejaarden roepen haar aan voor een gezegende oude dag, echtparen vragen haar om hulp voor een harmonisch huwelijk. Vrouwen, die ongehuwd zijn, vragen om een echtgenoot: “Sint Anneke, Sint Anneke, geen met toch ‘n manneke”. De kapel die hier zeker al vanaf 1520 staat trekt nog steeds pelgrims aan.
De Doelen
De Doelen was een veld dat door het St Sebastiaangilde werd gebruikt wellicht tot 1868, toen het gilde werd ontbonden door de pastoor. Daarna werd het gebruikt voor landbouw en meteen naar de oorlog werden hier de noodwoningen gebouwd en ook het belastingkantoor.
De Landweer
Aan de de oostelijke kant werd de wijk begrensd door de landweerstraat. De middeleeuwse landweer was vanaf de 14e eeuw de oostelijke grens van Oss. Het was een heel stelsel van lijnvormige doorgaande aarden grenswallen en diepe droge sloten met doornenhagen. Ze werden aangelegd, uitgebreid, en door de middeleeuwen heen waar nodig vervangen en onderhouden om Oss tegen de Gelrse aanvallen te beschermen. De hertogdommen Brabant en Gelre waren in die tijd in permanente staat van oorlog met elkaar, en komende van Gelre, als eerste stad in Brabant is Oss vele malen platgebrand door die van Gelre. Terwijl de Gelrese generaal Maarten van Rossum een held is in Zaltbommel was hij de grootste vijand en de schrik van Brabant.
Het Schayk’s Veld
Zoals gezegd het grootste deel van het gebied dat we hier bespreken stond bekent als Schayk’s Veld; genoemd naar het kleine boerengehucht Schayk dat halverwege lag tussen Oss en Berghem. Er stond hier een middeleeuwse kapel, een bouwwerk uit de veertiende eeuw, in 1512 gedeeltelijk verwoest tijdens een van de invallen van Gelre, daarna hersteld en vergroot. De kapel was eigendom van het gilde van Sint Antonius. De foto hieronder werd in 1930 gemaakt, hier in gebruik als hooischuur. Een jaar later brandde de kapel helemaal af. De naam Kapelsingel herinnert hier nog aan.
Niet ver van de kapel stond het ‘hagelkruis’ misschien zelf van Germaanse, oorsprong, de naam zou kunnen verwijzen naar een runenteken dat inderdaad als een afzwering werd gebruikt tegen hagel schade. De Hagelkruisstraat is daarna vernoemd.
Tegen de tijd dat hier de nieuwe vogelwijk en kort daarna de wijk van de verzetsmensen werd gebouwd was dit veelal onbebouwd landbouwgrond. Het gebied werd van oudsher doorsneden door de Teugenaarspad – tot die tijd een zandpad, daarna Teugenaarsstraat. Waarschijnlijk genoemd naar de teugenaars die met hun paarden boten langs de maas trokken en over dit pad weer terug liepen naar de Maas ergens in de buurt van Grave of Cuijk?
De noordelijke grens van de vogelwijk was de Berghemseweg. Deze was rond 1850 aangelegd en verving hat oude pad dat over het Schayk’s Veld (later Schadewijkstraat) en Spaanderstraat naar Berghem liep. Het was ook langs dit pad dat de bovengenoemde St Anthoniskapel stond.
De zuidelijke grens van de Vogelwijk was de spoorlijn. Hier liep een pad langs, dat grotendeels nog aanwezig is als een voetpad langs het spoor liep. De Spoorlaan is rond die tijd doorgetrokken tot aan de Landweerstraat.
Op het einde van de 19e eeuw begon Oss te veranderen van een agrarische gemeente naar een industrie stad. Dat ging niet zonder pijn. Het gebied waar Oss lag, noordoost Brabant was redelijk achtergebleven en geïsoleerd, de overstromingen van de Beerse Overlaat waren daarvoor een belangrijke reden. Een grrot gedeelte ten noorden van het centrum, inclusief het Schayk’s Veld had regelmatig te maken met overstromingen. De kanalisatie van de Maas in de jaren 30 van de vorige eeuw maakte een einde aan deze eeuwenlange ellende.
De agrarische bevolking was daarom op zichzelf aangewezen, er waren weinig sociale voorzieningen, veel armoede en er moest hard gewerkt worden, maar men was eigen baas. De industrie bracht meer welvaart en bood een betere kans om mensen uit hun armoede te trekken, maar de vrijheid moest worden ingeleverd. De arbeidsomstandigheden in de fabrieken waren slecht met een grote mate van uitbuiting. Grote werkeloosheid met weinig voorzieningen waren het gevolg van het vertrek van de Margarinefabriek van de Berg op het einde van de 19e eeuw en het vertrek van Jurgens in 1929. Deze twee periodes vallen samen met een toename aan criminaliteit. Het eigengereide karakter van de van oudsher agrarische bevolking, de grote armoede en het gebrek aan sociale voorzieningen leidde to wanhoop, frustratie en uitzichtloosheid en dat leverde een ideale situatie op waarin criminaliteit kon bloeien.
Het meest armoedige gedeelte van Oss was het Schayk’s Veld, de meeste huizen stonden hier langs de Berghemseweg en het pad over het Schayk’s Veld. Namen zoals ‘De Tien Deugden’ geven aan wat men hier kon verwachten. Dit gebied lag ver genoeg buiten de stad om daar activiteiten te kunnen beramen en te ontplooien die niet meteen in het oog vielen. Zoals overal ter wereld armoede en dronkenschap gaan nauw samen er er waren veel illegale ‘cafes’ in dit gebied. Dit leidde dan weer tot vechtpartijen, waarbij het mes snel werd getrokken. De vrij gesloten gemeenschap hield hun mond en de politie had in het begin weinig vat op de criminaliteit. Pas toen de marechaussee werd ingeschakeld kwam daar een einde aan.
De enorme naoorlogse woningnood was een ideale gelegenheid om de veelal onbewoonbaar verklaarde woningen op te ruimen en er een aantal nieuwe wijken te bouwen.
Over het Schay’s Veld gesproken, hier lag ook het oude zwembad aan het Ossermeer, aan de Hertogswetering. De Meerdijk en de Hertogswetering dateert vande 14e eeuw toen de Mass bedijkt werd door de Hertogen van Brabant.
Dit gebied maakte deel van het uitgebreide landgoed de Elzenburg. Het was in de jaren 30 eigendom van de Zusters van Tilburg en de gemeente kocht een stuk land van hen om daar het zwembad aan te leggen. Later kochten ze het hele landgoed toen het kanaal hier werd aangelegd.
Toen ik ongeveer 8 of 9 jaar was fietste ik gedurende een paar maanden in de vroege ochtend naar ket zwembad om daar zwemles te halen onder de strenge badmeester de Graaf. Het water was verrekte koud.
Om daar te komen vanuit de Nachtegaallaan fietsten we de Singel over door de Neerveldstraat, de Achterschaykstraat en de Macharenseweg. Onbekend voor mij in die tijd was de rijke historie van dit hartje van het Schayk’s Veld. Ik herinner me de korenvelden waar we korenbloemen plukte voor mijn moeder en de sloot aan de Macharenseweg waar we salamanders en dikkopjes uit het water viste. De salamanders met een rode streep op de buik waren het meest begaard.
De Vogelwijk
Introductie
De Nachtegaallaan waar ik van 1953 to 1972 heb gewoond was een onderdeel van de nieuwe naoorlogse Vogelwijk. Zoals overal in nieuwe wijken was het aan de mensen die daar kwamen te wonen om er een gemeenschap van te maken. De handen werden uit de mouwen gestoken, nieuwe voorzieningen werden aangelegd, verenigingen opgericht. Toen wij er kwamen te wonen was dat begin net gemaakt en nog volop in ontwikkeling. De Nachtegaallaan en de Vogelwijk was dus mijn wereldje in mijn jeugdjaren. Het verhaal over de Vogelwijk is meer vanuit het oogpunt van de nieuwe gemeenschap die de mensen hier opbouwden. In het verhaal over de Nachtegaallaan haal ik herinneringen op over een kleiner onderdeel van deze wijk.
De Vogelwijk werd rond 1950 aangelegd als een onderdeel van de naoorlogse wijken die overal in het land uit de grond sprongen. De wijk werd begrensd door de Doelenstraat en de Burgemeester van de Elzenlaan aan de westelijke kant. De Berghemseweg in het noorden, de Landweerstraat in het oosten en de spoorlijn in het zuiden. De geschiedenisaspecten van dit gebied heb ik hier boven beschreven.
Kerken en scholen
Centraal in de Vogelwijk stonden de scholen en de kerk aan de Lijsterlaan en Leeuwerikstraat. Brabant was katholiek en de scholen waren dus ook katholiek. De plaatselijke Openbarenschool was in het centrum van Oss aan de Eikenboomgaard. Het was eigenlijk niet een geen ‘echte’ openbare school De rest van de scholen in Oss waren katholiek. En er waren niet zo veel anders denkenden toen. Dus werd er door de protestantse mensen een school opgericht waar de mensen die niks met het geloof hadden of Jehova getuigen of Joods waren daar terecht konden. Alle Joodse kinderen zaten op de ‘Openbare School’. Het was ook de enige gemengde school in Oss. De rest waren of meisjesscholen of jongensscholen. Later is ook de Oranje Nassauschool aan de Vianenstraat gebouwd. Beide scholen zijn ondertussen opgeheven. De Openbare School aan de Eikenboomgaard werd later muziekschool en ik heb hier nog een blauwe maandag blokfluit les gehad.
Nadat het prachtige Hervormde Kerkje aan de Molenstraat met de pastorie uit de 17e eeuw plaats moest maken voor het V&D bakbeest, werd een nieuwe Hervormde Kerk gebouwd op de hoek van de Teugenaarsstraat en de Burgemeester van de Elzenlaan, net iets buiten de Vogelwijk. Deze kerk werd later de balletschool van Liesbeth van Berkel en mijn zusje, net zoals veel andere meisjes in de buurt, hebben hier tenminste even opgezeten.
Mijn eerste schoolervaring was uiteraard de kleuterschool. Deze stond op het einde van de Leeuwerikstraat en was een noodgebouw. Deze houten barak was, na ik heb vernomen, grotendeels door buurtbewoners gebouwd.
Ik herinner me de school nog goed, twee klaslokalen er stond een kinderkeukentje in een poppenhoek, veel houten speelgoed (blokken, trein) volgens mij zaten de klassen goed vol. In de lokalen stonden grote gas?kachels die loeiheet werden. Een van de kinderen is toen nog gewond geraakt toen er een kleine ontploffing plaats vond en hij een rooster tegen zijn gezicht kreeg.
Op een gegeven moment had ik de mazelen en mocht dus niet naar school, toen ik zowat weer beter was ben ik op de step naar de school gegaan en van achter het muurtje van de speelplaats van de meisjesschool naar de school gekeken, interessant welke heineringen blijven hangen. Toen mijn broer naar de kleuterschool ging waren de onderwijzeressen Juffrouw Corrie en Juffrouw Truus. Ik weet niet of die er ook al waren toen ik in 1954 daar naar school ging. Het was groot feest toen beide juffrouwen bij ons kwamen oppassen toen mijn ouders met vrienden op vakantie gingen in 1959. Juffrouw Corrie bakte pannenkoeken met kersen erin.
Ik weet niet hoe deze geschiedenis precies in elkaar zit maar voordat de nieuwe kleuterschool St Janneke klaar kwam (die naast de jongensschool staat) hebben ze ook nog een korte tijd een lokaal gehad op de Ambachtsschool aan de Spoorlaan. Dit moet ergens in 1956 geweest zijn, want mijn zus Monique is hier ook nog naar toe geweest.
In 1956 ging ik naar de Don Bosco jongensschool aan de Leeuwerikstraat. Er waren toen ongeveer 200 leerlingen in zes klassen. Er was ook een zolder waar de bibliotheek was. Ik herinner me dat ik een fan was van Wipneus en Pim en later van Arendsoog en iets minder van Pim Pandoer. Op de zolder werd af en toe ook een film gedraaid. Het hoofd van de school was indertijd Meester Strik.
De Maria Gorettischool voor de meisjes kwam in 1954 klaar. Hier ging mijn zusje naar toe.
De verkennerij
Nadat de kleuterschool aan de Lijsterlaan klaar was gekomen, werd de barak een ruimte voor de verkenners en de welpen. Ik weet nog dat de akela in die tijd Joke van Gaal was en op een dag na de mis in de Don Boscokerk vroeg ze mij of ik geen lid wilde worden van de welpen. De rest is historie, ik ben toen eerst als welp en later als verkenner geïnstalleerd in de houten barak en als Rowans (senioren verkenners) hadden we een eigen ruimte in Doncki en ter afsluiting van de verkennerij ben ik nog een paar jaar welpenleider geweest.
Ondertussen was er ook een Jeugdhuis gebouwd, achter de meisjesschool. De verkenners en welpen verhuisden toen van de barak naar dit gebouw. Op zondag werden er vaak films gedraaid en ik herinner me ‘De Dikke en de Dunne’ (Laurel and Hardy) en de Keystone Cops; als kinderen lagen we dubbel van het lachen. In 1968 hebben we hier met de Rowans een groot carnavalsfeest voor de jeugd georganiseerd. Prins Carnaval is toen ook nog met zijn gevolg op bezoek geweest en we hadden de band XB-19-11. Maar we werden door de vrouwelijke adjudant van de prins gereprimeerd, er werd te veel La Bamba gezongen. In grote kringen zongen de jonge teenagers ‘bamba, bamba’ en dan met een das, werd een jongen of een meisje uit de kring gevist en gekust).
In de loop van de jaren werd het Jeugdhuis gebruikt door verschillend groepen, maar dat was alweer na mijn tijd. De houten barak werd nu een bejaardensoos, waar mijn moeder een vrijwilligster was.
Onder de bezielende leiding van Kapelaan Bernard Swalen – een man die van aanpakken wist – werd een oude boerderij aan de Berghemseweg gesloopt en in eenzelfde stijl een aparte ‘boerderij’ opgebouwd die nu volledig voor de verkennerij was. Het gebouw kreeg de naam Doncki. Don Bosco Kiet, hoe origineel!
Een anekdote dat aangeeft wat voor een persoon Bernard Swalen was. Op een geven moment waren we met de verkenners op kamp ergens in een gebied met zandduinen, maar ik weet niet meer waar precies. De aalmoezenier had een kevertje en we reden met 6 of 7 jongens in de kever met Bernard achter het stuur zo’n zandduin op, vol gas om te kijken of de wagen het zou trekken. We ‘vlogen’ over de heuvel heen en kwamen met een bons op de grond terecht, gelukkig niemand gewond, maar voor ons jonge jongens wat een avontuur.
Doncki was een ‘home from home’ voor de Rowans we waren rond de 18, dus veel fuifjes en de jongensclub was snel verdubbeld met meisjes. Prachtige jaren.
In die tijd ben ook nog een tijdje een welpenleider geweest. Ik nam deze rol over van Anny van Hees, Riet Hietbrink was toen de akela.
Don Boscokerk en Stadspark
Tussen de scholen in stond de Don Bosco kerk, de pastorie stond daarnaast en daarachter was het kerkhof. De bouwpastoor was Pastoor van Vlerken. De Don Boscokerk is afgebroken om weer plaats te maken voor meer woningen. Op het kerkhof liggen ongeveer 800 mensen begraven, velen daarvan zou je kunnen kenmerken als de pioneers van de wijk.
In deze kerk heb ik mijn eerste en mijn plechtige communie gedaan. Ik was ook misdienaar en met name tijdens huwelijksmissen en begrafenissen was dat speciaal want ik werd dan uit de klas geroepen om naar de kerk te gaan.
Tussen het einde van de Leeuwerikstraat en de Vijversingel lag een stadspark met een heuse fontein erin. Wat ik hier het beste van herinner zijn de winters wanneer we met de slee van de helling afgleden en waar we konden schaatsen. Ik ben een keer door het ijs gezakt en toen jankend naar huis gelopen.
Twee evenementen staan me nog voor de geest. Een processie vanaf de Don Bosco kerk naar de Gerardus Majella kerk en ik meen dat er bij ons in de straat – op de hoek met de Teugenaarsstraat toen een rustaltaar was.
Alweer iets later, de allereerste Osse carnavalsoptocht ging ook door de Nachtegaallaan.
(Cunen was een modezaak in de stad en in deze tijd kwamen de panty’s in de mode en hun carnavalswagen maakte dus promotie voor deze nieuwigheid).
De winkels in de Vogelwijk
Ook weer achteraf bekeken is het verwonderlijk dat er zo veel kleine winkels verspreid lagen in de wijk. Hier volgt een inventarisatie.
Op de hoek van de Nachtegaallaan en de Teugenaarsstraat was een drogisterij en verfwinkel van de familie Pot. Ik dacht zelfs dat het eerst alleen een verfwinkel was. Een van de dochters, Marianne, woonde daar tot aan haar plotseling overlijden in 2012 (nu een woonhuis).
Naast de drogisterij was een poelier, maar die heeft daar niet zo heel lang gezeten. Waarschijnlijk door stankoverlast is de zaak dicht gegaan.De zaak werd gerund door het echtpaar van Orsouw. Met kerstmis kochten we daar wild, ik dacht een haas. Die zette mijn moeder in de marinade, er moest bij voorkeur een nachtvorstje overheen, dus de pan stond buiten naast de keukendeur. Ik zie de pan met de gevilde haas in bloedrood water nog voor mij.
Verderop in de Teugenaarsstraat was een slagerij van Zeegers. Daar tegenover was de hele kleine Waterlaatstraat waar op de hoek met de Spoorlaan de familie de Haas een leger dumpzaak had. Hier heb ik mijn pukkel gekocht en ik dacht ook nog een riem. De naam van de straat heeft waarschijnlijk iets te maken met de overstromingen van de Beerse Overlaat.
Op de hoek van de Nachtegaallaan en de Roodborststraat was ‘Zuivelhuis Het Sportpark’ een herinnering aan het sportterrein dat hier tot en met de 2e Wereldoorlog was gevestigd. Antoon Ceelen was de melkman die dagelijks met zijn wagentje langs de deuren kwam. Eeen soort golfbudy op drie wielen maar dan met een gesloten ruimte achterop. In het begin was het nog losse melk die uit melkbussen werd geschept maar later ook grote glazen flessen herinneren., met doppen van zilverpapier die we voor de missie bewaarden. Ik reed wel eens mee om wat te helpen, voor de lol, want dan mocht ik in de deur van dat karretje meerijden.
Naast de zuivelwinkel, in de Roodborststraat, was een tabakswinkel van Hendriks. Zowel het zuivelhuis en de sigarenwinkel gingen diversifiëren en dat leverende een hele strijd op tussen deze twee zaken.
Op de hoek van de Nachteghaallaan en de Berghemseweg was de winkel van de Gruyter, waar je een gratis koetjesreep chocola kreeg (snoepje van de week) als je daar boodschappen ging doen. Ik weet nog dat ik de eerste keer, als 6 of 7 jarige, er alleen op uit werd gestuurd om daar boodschappen te doen, ik geloof dat ik margarine (Blue Band) moest kopen. Het zal best vaker gebeurd zijn maar dit kan ik me er nog van herinneren.
Om de hoek van de Nachtegaallaan – aan de Berghemseweg – stond een arbeiderswoning, voorheen Herberg de Grijze Beer. Pieter Roskam heeft hier uitvoerig onderzoek naar gedaan. De herberg werd geëxploiteerd door Marinus van Berkom, alias De Baron, een beruchte crimineel tijdens de eerste criminele golf in Oss rond 1890, waarbij wachtmeester Hoekman werd doodgeschoten. Voordat hij werd gearresteerd vluchtte van Berkom in 1893 naar Amerika.
Achter deze voormalige herberg, werden de huizen aan de Duivenstraat gebouwd en hier, in het eerste huis direct achter het terrein van de herberg, had Van Lieverloo een snoepwinkeltje in de huiskamer. Hier trokken we naar toe met 5 cent op zak om lekkernijen te kopen, spekken en suikergoed (kalk) blokken (een beetje bitter) toverballen, kauwgum (Bazooka), ook kon je voor 5ct een moelfiep kopen een rond stukje leer met een vliesje daarin uitgesneden dat je op de tong hield en dan een ‘fiepend’ geluid mee kon maken. Ik heb hier ook mijn eerste Mars gekocht voor het schokkende bedrag van een kwartje.
Op de hoek van de Lijsterlaan en de Roodborststraat was een kleine supermarket van Wagenmakers, ja daar was tot die tijd nog allemaal ruimte voor, maar de kleine concurrentieoorlog in de Roodborststraat gaf al aan waar het met de kleinere ondernemers naar toe ging, uiteindelijk bleef alleen de kleine supermarkt over. Op de foto hier onder links is de drankenzaak van Jan Bol, om de hoek was Wagenmakers.
Jan Verhoeven (Jan Bol was zijn bijnaam in de Osse Bende). Hij was een gerespecteerde burger en de voorzitter van de wielerbaan en verdiende ook geld met zijn drankenhandel. In 1933 had hij Toon de Soep Fl25 betaald om de kantine op de wielerbaan af te branden en zo de verzekeringsbetaling te krijgen. Hiervoor is hij later veroordeeld tot gevangenisstraf. Naderhand begon hij deze drankzaak aan de Roodborststraat. Mijn vader kocht hier zijn drank en ik herinner mij Jan Bol als een chagrijnige en corpulente man (vandaar misschien zijn bijnaam). Later ging mijn vader naar Wim van Beek hij had een kleine slijterij in de Goumijnstraat.
Dit leidt ook tot een paar zijsporen. Wim van Beek samen met Wim van de Valk en Ed van Boekel hebben het Osse kindercircus VaBeBo opgezet. In de 60er jaren was Wim van de Valk een van mijn leraren op de MDS in Nijmegen. Hij verliet de klas tijdens een proefwerk en de hele klas scoorde minimaal een 9. Dezelfde Wim werd later een van de meest conservatieve katholieke leiders van Nederland.
Tegenover Wagemakers was een klein winkelcentrum langs de Leeuwerikstraat, hier zat een snackbar, een kapper en een zaak met huishoudelijke artikelen. Op de hoek met de Lijsterlaan was de groentezaak van Vissers.
Ik kan me ook nog herinneren dat de schillenman met paard en wagen langskwam, en de olieman in een soort brom mobile. Vaag herinner ik me ook nog een soort marskramer met allerlei manufacturen in een grote doos/kast rond zijn nek. De scharenslijper was een andere regelmatige bezoeker.
Nachtegaallaan
Plaatsbepaling
In 1953 verhuisden mijn ouders en ik als driejarige en mijn jongere zus Monique naar de Nachtegaallaan. Mijn moeder was toen zwanger van mijn jongste broer Rob. Na de te vroege dood van mijn vader in 1978 is ze hier blijven wonen, in totaal heeft ze 60 jaar in de Nachtegaallaan gewoond. Ik ben in 1972 vanuit de Nachtegaallaan getrouwd en verhuisd naar de Schaepmanlaan en via de Kempenaerstraat en de Burgemeester van de Elzenland in 1983 naar Australië verhuisd.
Zoals gezegd de Nachtegaallaan en de Vogelwijk was mijn wereldje in mijn jeugdjaren. Ik haal hier dus nu wat herinneringen op over mijn straat.
Als je achteraf nagaat was het leven erg klein. De eerste jaren kwam je niet veel verder dan de directe buren. Er stonden nog maar twee huizen tegenover ons, een dubbelhuis en een herenhuis.
De meeste huizen, zo niet alle huizen , waren in eigendom van Hartog, Organon en Philips. De huizen waren dus beschikbaar voor personeel dat werkte bij deze bedrijven. Later werden de meeste huizen verkocht aan de Gemeente Oss en voor zover ze niet in eigendom naar de bewoners overgingen, werden de huizen uiteindelijk onderdeel van de Bouwvereniging St Willibrordus.
Toen we daar naar de Nachtegaallaan verhuisde was het een nieuwe wijk. Wij woonden op no. 57 het eerste huis met een plat dak komende vanuit de Spoorlaan. Het huis kreeg nu haar tweede bewoner nadat de familie Ottens als eerste bewoner was vertrokken naar Rotterdam. Ons huis was eigendom van Hartog, deze droeg het over aan de Gemeente Oss en mijn ouders kochten het huis in de beginjaren 60.
Op de foto hieronder het eerste huis aan de linkerkant. De Citroën was denk ik de eerste auto in de straat en was van Geldhoff, die tegenover ons woonden. Voor zover ik me kan herinneren waren er in die tijd twee auto’s in de straat allebei Citroëns, mooie auto’s, donkere kleuren de andere was van van de familie Martin iets verder op in de straat. Onze eerste auto, een Opel Record kwam in 1959. Er waren waarschijnlijk meer autos maar in deze tijd werden autos vaak elders in stalling gezet omdat ze relatief weinig werden gebruikt. De familie Constandse hadden hun auto in een garagecomplex in de Kazernestraat uitgebaat door Max Mozes .
Wat ik me van de straat in de jaren 50 herinner is dat er naast ons een stuk wei lag, waar vaak liep te grazen, geen idee van wie dat beest was. (het weitje is nog te zien op de luchtfoto uit 1953 hier onder). Later werden hier de woningen op de hoek Nachtegaallaan, Spoorlaan gebouwd (Vinks, Jenniskens en Luijben). Het land tussen de spoorlijn en de Spoorlaan was nog een woestenij, wij noemden het ‘de kuilen’ omdat we daarin rond konden dolen. Dit werd later een keurig gazon, waarop we jarenlang niet mochten lopen er stonden overal kleine bordjes met daarop zoiets als ‘verboden op het gras te lopen’.
Achter ons richting Doelenstaart was het ook nog helemaal leeg, behalve de ambachtsschool die eigenlijk midden op dat terrein lag. Rond 1956 werd hier ook tijdelijk een kleuterschool voor onze wijk in gevestigd. In de jaren 60 werd de ambachtsschool vervangen door een nieuwbouw – LTS ( lagere technische school). Deze is ondertussen ook alweer verdwenen en heeft sindsdien plaats heeft gemaakt voor nieuwe woningen. Toen de LTS gebouwd werd lag er een berg geel bouwzand parallel aan de huizen van de Nachtegaallaan en dit maakte het mogelijk om, hoofdzakelijk voor ons jongens, op de platte daken van de schuurtjes achter in onze tuinen te klimmen en vandaar uit op die berg zand te springen.
Achter de ambachtsschool – richting Burgemeester van de Elzenlaan – lagen de oude doelen van de schutterij, op dit open terreintje werden direct na de oorlog noodwoningen gebouwd.
De rest van de Nachtegaallaan richting Berghemseweg was toen bijna helemaal volgebouwd, zoals het er momenteel nog uit ziet.
Het eerste deel tot aan de Teugenaarsstraat
Omdat wij hier woonden kan ik me de mensen die hier wonen het best herinneren.
Naast ons woonde eerst de familie Waelbers, die hadden drie grotere kinderen – ik denk dat zij in die tijd oudere teenagers waren, bij een van hun Gerard (en zijn vrouw Paula) heb ik later gebabysit. Zijn vader (Gerard Waelbers sr) had een spuitgieterij op het fabrieksterreintje Industrielaan Oost, daar goten ze onderdelen voor de DAF fabriek in Eindhoven, ik kan de geur van dat gietbaden nu nog herinneren en ik zie de zilverkleurige mallen nog haarscherp voor me. Voor mijn eerste communie kreeg ik een brons gietsel van hen dat daar gemaakt is.
Thuis hadden ze ook een filmprojector waar we wel eens naar cowboyfilms en films van de dikke en de dunne (Laurel and Hardy) mochten komen kijken. Ze hadden ook eerder dan bij ons een TV en daar mochten we woensdagsmiddags naar het kinderprogramma komen kijken (Tante Hannie end Dappere Dodo).
Gerard Waelbers sr reed een Porsche en ik weet dat hij een keer een ongeluk had gehad in Duitsland en helemaal in het gips lag. Zij vrouw herinner ik me als een hele aardige vrouw ik mocht haar erg graag. Toen ik voor amandelen knippen in het ziekenhuis terecht kwam, en daarna weer thuis was, kreeg in van haar een speelgoed verkeerslicht waarvan je de kleuren kon veranderen. Gerard jr had ook twee zussen Hannie en Lenie, vooral Hannie mocht ik ook erg graag.
Mijn moeders jongste broer Jan was van dezelfde leeftijd en als Gerard jr en als hij in Oss was ging hij met Gerard om en ik geloof dat hij een keer in het schuurtje achter hun huis een gieter op zijn hoofd heeft gehad dat hem erg veel pijn deed.
De familie Waelbers verhuisden naar Herpen en de Familie van de Berg werden onze nieuwe buren, ik geloof dat ze uit Rotterdam kwamen. Ze hadden twee jongens Hans en Dick. Hans was van mijn leeftijd en we werden vrienden. Samen (zie foto hieronder) speelden we circusje achter in de tuin en de buurtkinderen konden voor 5 cent komen kijken. Het geld dat we ophaalden was voor mijn tante Annie die onderwijzeres was in Tanah Merah in Nederlands Nieuw Guinea. We organiseerden grabbeltons en verzamelden lege flessen die we schoonmaakte en dan in een bolderkar naar Tempel op de Heuvel brachten waar we er geld voor kregen. Ook de eerder genoemde zilverpapierdoppen van de melkflessen leverde geld op.
Naast Waelbers/van de Berg woonde de familie Constandse met dochters Suze en Leni, zij waren ouder en Leni vertelde dat ze wel een oppaste bij ons. Toen ik een jaar of 12 was hield ik daar regelmatig de tuin bij waar ik geloof een gulden voor kreeg.
Dan was er een gangetje en daarnaast woonde de familie Ingeblik, ze hadden twee dochters, maar meer kan ik me daar niet van herinneren. Op de een of andere manier klikte het niet tussen de kinderen in onze straat en deze familie, als de bal bij hun in de tuin terecht kwam werd hij afgepakt en dat leidde alleen maar tot meer pesterijtjes van de jeugd.
Een huis of zo verder woonde de familie Heersema met twee dochters Suus en Connie. Suus is later met haar dochter nog in Australië geweest. Toen Suus en haar man Henny van Breda in het huis aan de Nachtegaallaan wilden gaan wonen, mocht dat niet. Het huis was eigendom van Organon en mensen die daar werkten kregen voorrang. Henny was een graag geziene Ossenaar is veel te vroeg overleden.
Een paar huizen verder woonde de familie Martin, ze hadden 5 kinderen (Wilna, Carel, Anneth, Hans en ?). Anneth was van mijn leeftijd en was mijn eerste kinderliefde. Een hele gezellige familie waar de vader prachtig piano kon spelen, ze hadden een grote vleugel in de kamer staan.
Iets verder op woonde de familie Klinkhamer, ik dacht 4 kinderen, de jongste, Marianne was ook een vriendinnetje van Anneth. Willie was een oudere broer en hij had op een gegeven moment een brommer – ik denk de eerste in de straat – en ik mocht achterop die brommer een rondje meerijden, wat een avontuur.
Op de hoek woonde de familie van Hoorn met twee dochters.
De overkant
Tegenover ons, op de hoek van de Spoorlaan was een dubbele woning. In de beneden woning fam Noorts met 2 kinderen. Daarboven het eerder vermelde echtpaar Geldhoff. Daarnaast woonde de familie Van Beuzekom met 7 kinderen (Annemieke, Wim, Paul, Ineke, Janet, Cecile, Hanneke). Paul was iets ouder dan ik en Janet was een vriendinnetje van mijn zus Monique is veel te vroeg gestorven.
Naast het herenhuis was het nog woestenij, dat liep helemaal door achter de huizen tot in de Teugenaarsstraat naast van Orsouw de poelier. Hier hadden we kuilen gegraven, waar we vaak speelden.
In het eerste huis van de latere nieuwbouw woonde de familie de Roos waar mijn vader en moeder bevriend mee raakten, ze hadden twee kinderen, Hanneke en Joan (een vriend van mijn broer).
Daarnaast woonden: de familie Kopera later fam Zeegers uit Australië met 3 zonen waaronder Spenzer nu van SP in Uden, de familie Krachte met dochters later de familie Brekelmans met 3 kinderen. Op de hoek voor de drogisterij van Pot woonde de familie Sjollema met zoon Pietering en een dochter. Van Pieter kocht voor een gulden een dinky-toy hijskraan, wat je al niet onthoudt.
Ik geloof dat ons blok – tussen de Spoorlaan en de Teugenaarsstraat de meeste kinderen herbergde en met al deze kinderen – soms wel met ongeveer 20 – speelde we vooral op mooie zomeravonden allemaal buiten op het plantsoentje midden in de straat, voetballen, boompje verwisselen, stoepranden (met de bal de stoeprand raken), hoela hoep en met zijn allen avonturen verzinnen en wat kattenkwaad uithalen (een portemonnee op de straat leggen met een dun draadje er aan en dan wegtrekken als er iemand het wilde oprapen, ruitje tikken een steentje tegen het raam tikken en dan kijken of er iemand naar buiten kwam).
Sinterklaas werd ook vaak met buurkinderen gevierd.
Achteraf realiseerde ik mij dat we in de 50er jaren weinig contact hadden met de kinderen in de volgende blokken. Wat was je wereldje toch klein.
Roodborststraat-Berghemseweg
De rest van de Nachtegaallaan richting Berghemseweg was toen bijna helemaal volgebouwd, zoals het er momenteel nog uit ziet.
In het blok tussen de Teugenaarsstraat-Roodborststraat woonde juffrouw Jansen, mijn onderwijzeres in de derde klas. We liepen vaak naar haar huis en mochten dan haar tas dragen naar school toe .
Daar tegenover woonde Loepekijker (Peters) een journalist van het Brabants Dagblad die een dagelijkse plaatselijk column schreef die iedereen, maar dan ook iedereen las. Toen na jaren de krant die column wilde opgegeven brak er een ware revolutie uit en de column werd gauw weer hervat. Daarnaast woonden dacht ik de familie van de Ouweland en daarnaast was dan weer de winkel van Ceelen.
In het blok met de platte daken, tussen de Fazantstraat en de Duivenstraat woonden drie vrienden Fred Tijs in het eerste huis, Berend Veenhuizen, een paar huizen verder op de hoek Onno van Setten van de Meer (+). We waren alle drie bij de verkenners en trokken zodoende regelmatig met elkaar op, maar nu praten we al weer over de begin jaren 60. Onno was protestant en er moest dispensatie gevraagd worden zodat hij bij de verkennerij moch, ja dat waren nog eens andere tijden.
Wat ook een enorme indruk op mij gemaakt heeft was dat de toen ongeveer 90e jarige oma van Onno, wist te vertellen daar haar grootvader als kind samen met zijn vader naar de opening van de eerste treinverbinding in Nederland tussen Haarlem en Amsterdam was geweest. Dat ging terug tot 1839.
Een mooi verhaal van Fred was dat zijn vader onder zijn bed die boekjes had gevonden waarin die plaatjes stonden waarop je alles zag (Boudewijn de Groot). Ja daar konden we toen niet meer in bladeren. Het boek Ik Jan Cremer was ook iets waar we met rode oortjes in zaten te bladeren.
Mijn ouder waren bevriend met de familie Dietz die weer naast Setten van de Meer woonden.
Daar waar nu de Nachtegaallaan afbuigt naar het westen loopt de straat parallel met de voormalige tribune van het oude sportveld en de woningen stonden vroeger dus bekend als de ‘tribunewoningen’. Het sportveld liep door tot achter de woningen van de Berghemseweg en de betonnen schutting van het sportpark, scheidt de tuinen van de woningen aan de Berghemseweg met die van de Vinkenstraat.
Dit waren toen duplex woningen , hier woonde ook Nolda ze had maar een oog en dat maakte een hele indruk op mij. Ze had een spiegeltje (spiekertje) aan het raam waarvoor ze zat te werken zodat ze kon zien wie er aan haar voordeur was. Ze stopte nylonkousen die ze over een glas spande, ze heeft ook mijn eerste communiepakje gemaakt uit een oud kostuum van mijn vader.
Vanaf de mid-jaren 60, werd het kringetje steeds groter er bleek er meer te zijn dan de Vogelwijk. De school was nu in de stad en je raakte bevriend met jongens en meisje van verder weg. Ik ging dansles halen bij van Rongen in de Monsterstraat en je activiteiten breidde zich uit. Met de Rowans hadden we ook een babysitcentrale en zo kwamen we overal in de stad en in de buitenwijken terecht.
Als een andere bijverdienste bracht ik op mijn brommer pakjes rond voor de boekhandel van Meijs-Wolf in de Heuvelstraat. Daar hadden ze een ouderwetse drukkerij, langs de Monsterstraat waar de letterzetters nog met de hand het drukwerk voorbereidde.
Autolessen van Boerboom en de eerste keer geslaagd daags na de carnaval in Den Bosch met een inspecteur die totaal, tegen carnaval liefhebber was, er lag een dikke laag sneeuw dus ik hoefde niet al te veel kunstjes te doen.
Carnaval is een goed voorbeeld van een verbreding van het leven dat plaatvond als je opgroeide. Met een grote vriendenkring vierden we dat in Oss, in de Lievenkamp, bij van Alem, Vinks en in de oude cinema bij Wilhelmina, dweilen rondom de Heuvel. Ook hebben we een aantal keren met de optocht meegedaan. Hier zijn een paar impressies.
Weer iets later in de jaren zeventig hadden we een leuk vriendenclubje waarmee we woensdagsavond naar de sauna gingen bij Henk van de Veerdonk aan de Spoorlaan. Frans van de Schoot liet op het einde van de avond vaak nog even wat ribbekes bezorgen, smullen.
Tot ziens
Mijn vader is veel te vroeg gestorven in 1978. Mijn moeder is in de Nachtegaallaan blijven wonen tot in haar 90ste levensjaar in 2014, vanhier uit is ze naar Almelo verhuisd om dichter bij haar dochter te wonen en hier is ze in 2019 gestorven.
Zoals ik al schreef vloog ik langzaam uit het leventje van de Vogelwijk en de Nachtegaallaan. De school was nu de HBS in de stad, de vriendenkring werd vergroot buiten de Vogelwijk. We trouwden, verhuisden naar de Ruwaard, kregen een gezin en in 1983 verhuisden we naar Australië, waar we nu (2021) in Brisbane wonen. Elk jaar kwam ik wel een keer terug in Oss en bleef zo op de hoogte van het reilen en zeilen in de Vogelwijk, maar uiteraard veel meer van een afstand.
In de jaren 70 was ik actief met het uitzoeken van de geschiedenis van Oss. Ik schreef artikeltjes voor de krant, organiseerde stadsfeesten (575 jaar Oss) en nam het initiatief om het Jan Cunen museum opnieuw op te zetten, startte met een monumentenlijst voor Oss en nam ook het initiatief om Molen Zeldenrust te restaureren. In die tijd heb ik ook mijn eigen bedrijf opgezet, samen met Willie Witsiers, Copy Team aan de Molenstraat.
Voor meer over mijn activiteiten in Oss gedurende deze periode klik hieronder.
Door al deze activiteiten heb ik dus altijd een grote verbondenheid met Oss gehouden.
Dankzij de Osse Nostalgie site op Facebook, heb ik contact kunnen maken met veel Osse vrienden, kennissen en buurtgenoten sommige daarvan heb ik nooit echt gekend en de internet heeft het kringetje nogmaals vergroot en dit heeft het mogelijk verhaal om mijn verhaal met meerdere gegevens aan te vullen. Met dank met name aan Suus Heersema, Dorothe Hartjes, Marjorie van Hest, Anja Buuts, Anny van Hees, John van Boekel, Geert Manders, Jos Abrahams en verschillende anderen mensen, leuk ook om dat zo samen te doen.
De meeste foto’s in beide verhalen zijn gemaakt door mij of is van materiaal in mijn bezit. Foto’s gemaakt door anderen of uit de collektie van anderen is aangegeven en is gedaan met toestemming.