Appendix Oss en de gevolgen van de klimaatsveranderingen na de laatste ijstijd

Het einde van de laatste ijstijd

De klimaatveranderingen die zo’n 12.000 geleden plaatsvonden zijn grotendeels verantwoordelijk voor de dominante politieke en economische positie van de huidige westerse beschaving. Het is ook interessant om de ontwikkelingen in Oss in dat historische perspectief to plaatsten.

Het terugtrekken van het ijs, na de laatste ijstijd, heeft tot een kettingreactie geleid  met verstrekkende gevolgen voor onze huidige samenleving; aan de ene kant enorme positieve ontwikkelingen met betrekking to economische ontwikkelingen maar aan de andere kant ook de negatieve kanten zoals overbevolking, milieuvervuiling en armoede.

De agrarische revolutie

Het begon allemaal in het Midden-Oosten, waar rond 10,000 v.Chr., langzaam maar zeker de agrarische ontwikkeling op gang kwam. Het belangrijkste gevolg hiervan was dat dit een meer efficiënte and productieve vorm van voedsel productie was in vergelijking met de jagers en verzamel cultuur van de voorafgaande tientallen millennia. Een gevolg hiervan was dat meer mensen gevoed konden worden en dat resulteerde weer in de bevolkingexplosie die zich steeds verder heeft uitgebreid en waardoor we nu 7 miljard mensen op aarde hebben.

Stadsvorming

Een nog meer verstrekkend bijverschijnsel van deze ontwikkeling was de stadsvorming die op de voet de agrarische revolutie volgde, eerst weer in het Midden-Oosten en vervolgens rond de Middellandse zee. Uiteraard vonden er ook ontwikkelingen in India and China plaats maar het waren de ontwikkelingen in het westen die voor de grote wereld veranderingen hebben zorg gedragen. De economische gevolgen van deze ontwikkelingen leiden al snel tot ingrijpende veranderingen in de samenleving. Gemeenschappelijk stamverband structuren werden vervangen door meer hiërarchische structuren waarbij de rijkdom en macht snel naar een kleine bovenklasse verschoof, een situatie die sinds die tijd weinig is veranderd.

De ongelijke machtsverhoudingen die zich nu ontwikkelden leiden tot de noodzaak om de vergaarde rijkdommen te beschermen tegen diegene die deze ook begeerden maar niet konden verwerven, goedschiks of kwaadschiks. Op deze manier vormde zich een economische grens rondom de rijke landen.

De dominante positie van deze westerse cultuur vond haar hoogtepunt in de Europese kolonisatie  van de 19e en 20e eeuw en heeft zich permanent gevestigd in gebieden ver weg van het oorspronkelijke moederland, in Australië, Amerika, Canada en Nieuw Zeeland maar de gevolgen van deze cultuur zijn tevens  prominent in bijna alle andere landen ter wereld.

Ontwikkelingen aan de randgebieden

Buiten de grenzen van het Midden-Oosten en het Middellandse Zeegebied vonden de agrarische en stadsontwikkelingen veel langzamer plaats. Een van de minst ontwikkelde gebieden binnen de westerse wereld was noordwest Europa. Dit gebied had het langste te lijden van de gevolgen van de klimaatsveranderingen. De enorme hoeveel smeltwater dat afgevoerd moest worden van wat nu Scandinavië is leidde tot het ontstaan van de Baltische zee en het Noordzee bekken.

De waterstroom in die tijd was hoofdzakelijk noord-zuid, het tegenovergestelde van de huidige waterhuishouding in noordwest Europa. Na de ijstijd verandert heel noordwest Nederland in een grote rivierdelta.

Terwijl op het eind van de ijstijd jagers en voedselverzamelaars zich hier goed konden verplaatsen, zei het in barre omstandigheden, deze situatie veranderde spoedig en de bewoonbaar grenzen van dit gebied werden gevormd door de Drentse, Twentse en Gelderse heuvelruggen en de eveneens hoger gelegen Brabantse zandgronden. Het gebied binnen deze natuurlijke grenzen was voortdurend aan verandering onderhevig. Of het nu het smeltwater uit het noorden was of het smeltwater uit de Alpen de grilligheid van het weer en het klimaat zorgde voor constante verandering in de loop van de rivieren en bepaald wat nat en droog was. Het is pas zeer recentelijk dat hier verandering in kwam en dan alleen nog maar door menselijk ingrijpen.

Landbouw bereikt noordwest Europa

Oss ligt aan de rand van deze dynamische ontwikkelingen aan de ene kant aan de rand van het natuurgeweld en aan de andere kant droog genoeg voor permanente bewoning. Dankzij het feit dat het een van de best archeologisch onderzochte gebieden van noordwest Europa is, kunnen we de ontwikkelingen in Oss plaatsen in de hierboven genoemde internationale ontwikkelingen.

Zoals gezegd vonden de belangrijkste agrarische en stadsontwikkelingen plaats binnen de grenzen van de machthebbers in het Midden-Oosten en het Middellandse Zeegebied. Zij gebruikte verdedigbare natuurlijke grenzen zoals bergen en rivieren om anderen buiten te houden, maar gebruikten ook militair geweld om deze positie te onderstrepen.

Maar ook ten noorden van deze gebieden lag vruchtbaar l and, rijp voor agrarische ontwikkeling. Langzaam maar zeker werd ook dit gebied opgenomen in the agrarische revolutie, deze arriveerde – ook vanuit het Midden-Oosten – met een snelheid van ongeveer een kilometer per jaar. Het ligt voor de hand dat door de betere voedselvoorziening, de bevolking toenam en nieuwe leden van de familie verplaatste zich daardoor – via de Oost-Europese laagvlakte – westwaarts voor nieuwe landbouw gronden. De samenleving van jagers en verzamelaars bleven nog heel lang voortbestaan maar werden langzaam maar zeker verder westwaarts gedreven of zij namen de agrarische levensstandaard over. Waarschijnlijk ‘trouwde’ de nieuwe boeren ook met plaatselijk nomaden. Er was zeer zeker geen sprake van ‘overname’ de verandering waren zo gering dat ze haast niet merkbaar waren binnen het tijdsbestek van een generatie.

In het 4e millennium v.Chr. is er sprake van merkbare agrarische ontwikkelingen in de streken rondom de grote rivieren delta. Daarvoor, in het 6e millennium v.Chr.,  hadden zich voor een korte tijd (500 jaar) boeren gevestigd in  Zuid Limburg, maar dat was op dat moment nog geen blijvende ontwikkeling.

De landbouw technologie, met name de haakploeg, die zich in het oosten had ontwikkeld was gebaseerd op de zandige gronden van die streken. Deze technologie was echter minder geschikt voor de nattere zware gronden van noordwest Europa. Landbouw vond daarom ook hier plaats op de lichtere zandgronden. Pas met de komst van de keerploeg gedurende de Romeinse tijd werd het mogelijk om de zwaardere kleigronden ook te bewerken.

Eerste bloei periode van Oss

Een andere en een wat snellere oostelijke migratie aan de noordkant van het rijke zuiden was die van de Kelten, zij werden door het Grieken en Romeinen tegengehouden zich in hun streken te vestigen, maar waren desalniettemin zeer beïnvloed met name door de Griekse en Etruskische cultuur.  Waarom zij tot zo’n grote volksverhuizing kwamen is nog steeds onduidelijk.

Tijdens dat proces moet hier ook een verstrengeling van Keltische en Germaanse stammen hebben plaatsgevonden, dit valt o.m. af te leiden uit de vele overeenkomsten tussen de religies van beide groepen.

Deze Kelten kwamen ook in Oss terecht. Het dynamische karakter van landbouwgronden die hier toen al heel lang lagen en de transport mogelijkheden die de rivier de Maas hen boden zullen belangrijke redenen geweest zijn voor hun vestiging in deze streken. De vorstengraven in en om Oss zijn een voorbeeld dat het leven hier goed geweest moet zijn.

Ook valt uit deze vondsten op te maken dat er handelscontacten waren met zuid Duitsland.

Tweede bloei periode van Oss

De kleigronden aan de rand van het natte gebied waren ook goed geschikt voor de veeteelt. Hieraan heeft Oss haar volgende economische bloeitijd te danken en misschien zelfs haar naam.

Tijdens de Romeinse tijd werden de grenzen van het rijke zuiden verder naar het noorden verplaats en de natte grens van het Nederlandse rivierengebied werd nu ook de grens van het Romeinse Rijk. De economische ontwikkelingen die zich tot op die tijd tot het zuiden hadden beperkt bereikte nu ook Oss. De Limes Germanicus (Romeinse grensforten) brachten soldaten naar deze streken en deze moesten gevoed worden en hun aanwezigheid brachten ook allerlei andere activiteiten met zich mee. Nijmegen werd de eerste stad aan de rand van dit rivierengebied en niet ver daar vandaan werd ook Cuijk gesticht.

De boeren in deze streken pikten hier hun graantje van mee en de veehandel is ook specifiek genoemd in sommige van de Romeinse geschriften. Archeologisch onderzoek in Oss en omgeving  toont aan dat er hier een welvarende agrarische gemeenschap leefde.

De val van Rome en nieuwe klimaatsveranderingen

Maar aan alles komt een eind, zo ook aan de Romeinse beschaving. Voor de ineenstorting van de agrarische economie in deze streken zijn twee reden aangevoerd. Allereerst in de 3e eeuw heerste er grote politieke onrust in Rome, waar keizers elkaar opvolgden op een nagenoeg maandelijkse basis. Voor die reden werden de grenstroepen teruggeroepen naar Rome en dat resulteerde natuurlijk in een economische crisis in die streken. Maar deze situatie veranderde later weer en Nijmegen en Cuijk leefden weer op, maar dat bracht de economie in Oss en omgeving niet meer op gang. De andere reden die aangevoerd wordt voor de economische crisis is een klimaatsverandering die rond 250 plaats vond en als een gevolg hiervan steeg het grondwater en maakte landbouw niet meer mogelijk.

Over het algemeen, in tijden van een economische crisis, is het voor de mensen een situatie van ‘terug naar de basis’, de broekriem aanhalen. Dat moet niet al te moeilijk geweest zijn voor de boeren aangezien ze altijd nog in hun eigen levensonderhoud hebben kunnen voorzien. Het feit dat de boerengemeenschappen ten noorden van Oss totaal verdwijnen wijst dus meer in de richting van klimaatsredenen.

Archeologisch onderzoek op de hoger gelegen Eikenboomgaard (en waarschijnlijk dus ook op de Heuvel) heeft aangetoond dat hier zowel sporen van bewoning zijn gevonden uit de Romeinse tijd en de daaropvolgende Merovingen en Karolingische periodes. Dit toont dus aan dat er geen sprake is van een totale ontvolking.

Desalnettemin, de ineenstorting van de op de Romeins economie afhankelijke landbouw industrie in deze streken heeft voor een grote vermindering van de bevolking gezorgd. Maar het was pas in 402 dat de laatste Romeinse soldaten vanuit Nijmegen en Cuijk voorgoed afmarcheerden naar Rome, maar hun aanwezigheid daar heeft de uiteindelijke val van het rijk niet  kunnen voorkomen.

Legale en illegale Frankische migratie

De ineenstorting van het Romeinse Rijk had ook grote politieke gevolgen. Zoals hiervoor besproken werd de bevolking buiten het rijk zoveel mogelijk tegengehouden. Maar de druk op de grenzen was toen net zo groot zoals die heden ten dagen ook is en steeds meer legale en illegale migranten trokken het rijk binnen met name na 250.

Net zoals met de eerdere agrarische migratiegolven was er zeker geen sprake van een invasie. Allereerst werden buitenlandse (Germaanse) stammen officieel toegestaan zich binnen het rijk te vestigen meestal in ruil voor militaire diensten. Later werd er geen toestemming neer gevraagd en trok men gewoon het rijk binnen.

Dit zal ook het geval zijn in en rond Oss. Het grondwater peil zakte weer rond 800 toen langzaam maar zekere een voor heel Europa zeer gunstige klimaatsverandering plaatsvond (het Middeleeuws klimaatoptimum). Dus de vruchtbare landbouwgronden ten noorden van Oss zullen ook aantrekkelijk geweest zijn voor de nieuwe migranten.

De belangrijkste groep hier staat bekend als de Franken en waren een samenraapsel van een aantal Germaanse stammen, waarvan de Saliërs – die ten oosten ven de rivier de IJssel leefden- de kern vormde, zij vestigden zich allereerst in wat nu Brabant is, deze streek stond in de Romeinse tijd bekend as Taxandria. Zij leverden ook de eerste politieke leiders, de Merovingen. Al in de vroegste geschriften over Oss komen we de naam Vranckenbeemd tegen (de naam komt nog steeds voor als Frankenbeemd). Wellicht was dit een gebied waar sommigen van de nieuwe migranten zich vestigden. Als dat het geval is zou het kunnen betekenen dat de plaatselijke, oorspronkelijke merendeels Keltische bevolking uit de Romeinse tijd, deze Franken als ‘anderen’ of buitenstaanders ervoeren en dat ze daarom met hun naam werden aangeduid als nieuwe boeren die zich op deze beemd (grasland) vestigden.

Als een gevolg van de Romeinse samenleving werd hier ook een begin gelegd voor de meer hiërarchische samenleving en ook hiervoor is archeologisch bewijsmateriaal aanwezig. Deze rijkere boeren, handelslieden en Romeins administratief personeel vormde de eerste nieuwe bovenlaag in deze streken en verwierven ook een dergelijke positie gedurende de Merovingen en Karolingische periode. Met de ineenstorting van het Karolingische Rijk werd het een ‘ieder voor zich’ situatie en wisten verschillende van deze elite zich als plaatselijke heersers op te werpen. De heren van Cuijk waren in deze streken de meest invloedrijke landheren in de Hoge Middeleeuwen, maar moesten uiteindelijk het onderspit delven tegen de opkomende regionale machtshebbers de hertogen van Brabant, Gelre en Holland.

Oss lag ook nu weer aan de rand van grenzen, maar dit keer waren het politieke grenzen. Als gevolg daarvan brak er een donkere periode aan die al met al zo’n 500 jaar heeft geduurd, het was pas in de 19e eeuw dat de derde bloeiperiode voor Oss begon, ook nu weer gedreven door de rijke landbouwgebieden, waar ‘goei botter’ vandaan kwam.

 

Paul Budde

Sydney, Australia 2012

The History of Northwestern Europe (TOC)