Bijlage – Reisverslag Annie 1956

Zaterdagmorgen, kwart voor vier (H)-tien over negen

Hallo moeder, Papa en alle anderen,

Ziezo, we vliegen weer en ’t gaat lekker. Gisterenavond om zeven uur waren we in Karachi. Toen we daar landden was het al pikkedonker en smoorheet! We moesten ongeveer een uur met de bus naar een hotel in de stad Karachi. Dat was wel leuk, want in Rome en Cairo was ’t hotel naast het vliegveld en dan zie je niets. Nu zagen we tenminste al kamelen als trekdieren voor wagentjes, maar ook wagentjes door mensen getrokken. Allemachtig, wat is het leven hier anders dan bij ons. We zijn door de wijken van de paria’s gekomen. ’t Vervallendste kippenhok bij ons is ’n paleisje bij hun woning. Woning kun je het niet noemen.’t Zijn wat stukken riet bijeengehouden door wat oude lappen, aan tweekanten open met ’n los vuur in de grond en rook, die naar alle kanten uit waait. ’t Huisraad wat ze hebben is vreselijk vuil en allemaal kapot. De meeste “huisjes” zijn in elkaar gezakt, hangen scheef en half op de grond. Dat schijnt niet zo erg te zijn, want het regent of waait hier praktisch nooit. Dit jaar was ’t evenwel een nat jaar geweest, want het had hier in het geheel ongeveer een week geregend.

Toen we die paria-wijk gezien  hadden, waren we wel benieuwd, waar wij die nacht terecht zouden komen, ’n kwartier later stopten onze auto’s echter voor het prachtigste hotel, dat je je denken kunt. Middenin was een groot vierkant terras met openluchttheater. Dat terras was eigenlijk een schitterende tuin vol palmen en Oosterse bloemen. Overal waren zitjes, waar mensen in prachtige Oosterse avondkleding zaten. Dames bv. met wit zijden broeken, daar over heen ’n lange roze, ja zoiets van jurk en daarover heen ’n witte tullen sarong gedrapeerd. De hele avond was er in het theater muziek, zang en dans. Op dat terras kwamen alle zalen en kamers van ’t hotel uit. Beneden in het vierkant waren de eet en conversatiezalen. Eigenlijk zijn het allemaal open galerijen, aan de terraskant helemaal open, aan de andere kant allemaal ramen, die ook open staan. Aan het plafond hangen hele grote ventilatoren van één meter doorsnee, die met grote kracht draaien en een klein beetje koelte brengen. In onze eetzaal telde ik er 36. en nog zaten we te puffen! De slaapkamer was net een salon. Ik deelde mijn kamer met dat meisje met dat blauwe mantelpakje aan: Suze, jij weet het wel, we troffen haar op Schiphol in de K.L.M.-hal. Er stonden twee bedden alleen gedekt met lakens (dekens kennen ze hier niet), ’n prachtige toilettafel, in de hoek een zitje met heerlijke fauteuils – schemerlampjes – telefoon – ventilatoren aan het plafond – rechts een privé badkamer.

’n Schreeuwend contrast met de woonwijken der paria’s. De bediening was enorm. Als je twee passen wou lopen stond er al weer zo’n mager, zwart kereltje op blote voeten naast je om je koffer of tas te dragen. En dat gaat allemaal op ’n draf. Ze pakken rustig vier grote koffers in de hand en onder hun arm, rennen daarmee de trap op en hollen over de galerijen. Maar ze zijn ook niet gauw tevreden over de fooi. Wij gaven ze ieder een gulden, maar dat was niet genoeg. Ze bleven net zolang wachten tot ze er nog een bij kregen. Benenden in onze eetzaal liepen dertig zwarte kelners in livrei. Keurige witte pakken aan met groene banden en ’n soort groen vest, waarop een zilveren embleem van het hotel en ’n wit met groene tulband om hun zwarte koppen. ’t Geheel is precies iets uit ’n film. Ik had hier mijn eerste pech. Theo, mijn horloge vertikt het! En juist dat goeie, dat je me van te voren nog helemaal had nagekeken. Om vijf uur is het blijven staan. Ik gebruik nu maar dat oude en zal dit wel ’n keer opsturen. De brief van gisteren heb ik in Karachi gepost. Er moest ’n postzegel van een gulden op. Vanmorgen om vier uur (plaatselijk tijd) werden we gewekt. ’t Is hier vijf en ’n half uur later dan in Holland (In ’t vliegtuig hangen twee klokken een met Greenwich tijd, een met de plaatselijke tijd). ’t Was toen al haast te warm om op te staan. Het beste kun je je aankleden vlak onder de ventilatoren. Alles waait dan wel door elkaar, maar dat is minder erg.

Onze voeten beginnen van de warmte op te zetten. De meesten hebben last van dikke enkels. Met mij valt dat nogal mee. Om zes uur vertrokken we weer. De start en landing vind ik een fantastische gebeurtenis. In Karachi was ’t vanmorgen heel benauwd en somber door een zwaar wolkendek, dat er boven hing. We vlogen ongeveer een kwartier over ’t land van Pakistan, toen omhoog – tien minuten dwars door ’t wolkendek heen, tot we er plotseling finaal doorheen schoten en in heldere strakblauwe lucht terecht kwamen. We vliegen pas Oost, regelrecht op de zon aan! ’t Gezicht benenden me kan ik haast niet beschrijven. Dat fascineert me geweldig. Net als gisteren naar die woestijn, heb ik ook hier ’n uur aan één stuk naar zitten kijken. Ik zie niets anders dan beneden me ’n fantastisch wolkendek, waar van bovenaf de zon op schijnt. Het lijkt iets, zoals ik gisteren schreef, op  ’n sneeuwveld, maar dat is ’t toch ook weer niet. ’t Is veel en veel mooier. ’t Is net een geweldig berglandschap, massale toppen en diepe valleien, sneeuwwit met allerhand mooie kleuren er door heen. Daar vliegen we nu al urenlang over heen. We vertrokken om zes uur en het is nu al half elf. Op de aarde beneden ons moet  ’t wel somber en triest zijn, want er is geen gaatje in het wolkendek te bespeuren, waar de zon door heen kan. En hier schijnt ze volop en is de lucht strak blauw met hoog boven ons weer wolken. Volgens de piloot hebben we geweldig goed vliegweer. Als ik door m’n raampje naar de vleugel kijk is het of we stilstaan. Bij de start gaat de vleugel wel wat op en neer, maar nu ligt ie volkomen stil. Er schijnt nog geen centimeter beweging in te zitten. Je kunt hier wel ’n kopje boordevol koffie op de grond zetten, zonder dat er een druppel uitloopt. Van ’t hobbelpaard uit de Zwitserse bergen is niets meer over. Ik moet me af en toen gewoon inprenten, dat ik hoog in de lucht aan het vliegen ben, anders vergeet ik t’.

De jurk, die ik met het vertrek aan had, was al zo vuil. Gisterenavond aan het diner heb ik die blauwe nylon aangetrokken en vanmorgen die donkere cloqué, die Mies me gemaakt heeft. Die kan er beter tegen, kreukt niet en wordt niet zo gauw vuil. De kinderen hier hebben leuke K.L.M.-slabbetjes voor, witte met een blauwe rand en een grote blauwe vlieger erop. Al het materiaal van de K.L.M. is even fijn. Het blad, waarop voor ieder het diner wordt geserveerd, is voorzien van gleufjes en rondjes, waarin de glazen en schaaltjes precies passen, zodat ze niet kunnen verschuiven. Ieder ogenblik wordt je iets aangeboden: fijne doosjes bonbons (altijd van Droste), drank-toast-koffie, fruit, enz. Het zijn gewoon een paar heerlijke vakantiedagen.

Ik stop een poosje. Straks verder.

We hebben Rangoon met zijn gouden pagode gehad, waar we een uurtje gestopt hebben en stomen nu op Bangkok aan, waar we twee en half uur aan land zullen gaan en ook zullen dineren. U merkt wel aan mijn schrijven, dat we niet zo rustig vliegen. Voor Rangoon zijn we anderhalf uur door een felle storm gegaan. ’t Vliegtuig maakte bokkensprongen van je welste. Meteen kwamen overal de papieren zakken weer tevoorschijn. Ik heb er niet meer aan mee gedaan: een tweede keer wordt het ook maar flauw. De storm was evenwel niet mis. Toen we eindelijk dachten dat het over was, de stoelriemen weer los mochten en we voor de schrik een kop sterke koffie zouden krijgen, begon het verdraaid weer overnieuw! “’n Potpourri van remoches” noemde de piloot het.

Het mooiste van het vliegen zelf vind ik de landing. Dat gaat verdraaid interessant. Minstens een half uur voor we de grond raken, begint de daling. We zakken door de wolken heen en heel langzaam komt de aarde op je af. Een kwartier van te voren zie je het vliegveld al wel liggen. Meestal worden er eerst enkele rondjes gedraaid: da gaat allemaal op aanwijzing van de toren natuurlijk, dan draaien we kaarsrecht voor de landingsbaan en precies tussen de lichtjes door raakt het toestel op een gegeven moment de grond. Alles bij elkaar een prachtmanoeuvre, mooier dan het opstijgen. Ik geloof dat ik maar stop en in Bangkok dit epistel op de post doe. Dan komt het misschien nog voor jullie vakantie over. Hebben jullie er zin in? Moeder, hoe is ’t met de hand en de knie? Nog zo pijnlijk? Wel een beetje geslapen deze nachten? En is Paps al in Dongen? Is de verhuizing al achter de rug? En hoe staat het met de nieuwe plannen? Schrijf me alles eens gauw. Ook hoe het jullie op Schiphol verder gegaan is.

’t Lijkt er veel op dat we weer een bui inschieten. ’t Wordt zo dreigend buiten.

Tiny, kun je van dit verslag weer verschillende exemplaren maken. Misschien zijn er wel meer liefhebbers om dit te lezen. Ik denk dat ze het op school ook wel leuk zullen vinden en misschien de buren. Ik kan hetzelfde verslag geen twee keer schrijven, dat is veel te veel werk. Ook Nanny en Rek ter Weyde weer een. Voor school kunt U het misschien met een kleine toelichting sturen naar Ad van Hemert, Bornebroeksestraat 174 Almelo. Schrijf me eens precies wanneer deze brieven over zijn. Prettige vakantie, veel liefs.

Annie.

Willen jullie van elk verslag een exemplaar bewaren en mij eens opsturen?

Zondagmorgen-hoog boven de Filippijnen

Hallo Allemaal,

Goedenmorgen Paps en Moeder, of nee, ik kan beter zeggen welterusten, want in Holland is het nu Zaterdagavond elf uur en hier bij ons Zondagmorgen half acht. We komen er zelf mee in de war en weten meestal niet meer wat voor dag of datum het is. In ieder geval waren we gisterenavond in Bangkok en vanmorgen in Manilla. Vannacht moet het erg woelig geweest zijn, want onze stoelriemen zijn niet los geweest. Maar ik heb er totaal niets van gemerkt. Aan een stuk door geslapen. Maar het prachtige weer van de eerste dagen is voorbij. Het lijkt hier meer op Holland. In Bangkok goot het en in Manilla was het druilerig. Hier hoog in de lucht is het erg bewolkt en we zien praktisch geen zon. ’t Is tot nu toe de minst mooie dag; we hebben praktisch geen zicht noch naar beneden, noch naar boven. Als het wolkendek even doorzichtig wordt, zien we de verschillende eilandjes van de Filippijnen.

Van Bangkok en Manilla zelf hebben we niets gezien. In het eerste waren we ’s avonds laat in ’t tweede ‘ morgens vroeg. De beide hotels, waar we gedineerd en ontbeten hebben liggen vlak aan het vliegveld. In Bangkok was dat een speciaal K.L.M.-hotel met een Nederlandse directeur en Hollands eten (karbonade en slaboontjes!). Het personeel was zwart, maar had een K.L.M.-uniform aan. Alles keurig in plooi en hagelwit. Over dat uniform verwonder ik me iedere keer weer opnieuw. De piloten, stewards en stewardessen zijn steeds van top tot teen in het wit. ’n Strakke vouw in de broeken en ik heb nog niet een keer ’n plek hier of daar ontdekt! Hoe houden ze het zo kraakwit en dat in zo’n warm land? Nog tien minuten en dan passeren we de evenaar en dan nog een half uurtje en we zullen op Biak landen., het eindpunt van deze K.L.M. tocht. We krijgen juist de ontschepingformulieren ter invulling. Hoeveel van de papieren we al gehad hebben! Intussen is het weer schitterend geworden en de tocht weer bijzonder mooi. De Filippijnen waren net kinderspeelgoed. Zo maar enkele stukjes onverschillig hier en daar neergegooid. Nu vliegen we al weer ’n paar uur boven de zee. Daar boven en beneden ons bespeelt O.L. Heer een prachtig wolkenspel, waar over heen dan weer de zon straalt en waar tussendoor – haast onbegrijpelijk – wij vliegen.

Het hele vliegtuig zoekt momenteel zijn spulletjes bij elkaar, want in Biak stapt alles uit. De machine zelf wordt een beetje dartel; zeker blij, dat ie z’n last goed heeft overgebracht en een poosje rust krijgt. De zeven kleine kinderen aan boord hebben zich dapper gehouden. Ze kunnen haast niet spelen of slapen en het eten is maar vreemd voor hen. Dat kleine meisje met die grote pop van Schiphol zit vlak voor me. Plotseling duiken de contouren van Nieuw-Guinea voor me op. Een ogenblik later vliegen we er al boven en zie ik weer heel iets anders dan tot nu toe. Geen zeeën of woestijnen of wolkenvelden, maar een immens oerwoud. Christenenzielen, hoe is ’t mogelijk, zoveel bos, zoveel oerwoud. We dalen nu vlug. Ik kijk scherp toe en plotseling zie ik tussen de bomen de eerste ‘hutjes’. Hoe ze gemaakt zijn kan ik niet zien, want ze zijn al weer voorbij. Daar is Biak en daar de landingsbaan en daar zie ik ineens de eerste, echte Papua. ’t Is ’n klein jongentje met iets groenigs aan en hij komt uit een hutje tussen de bomen te voorschijn. Ik geloof, dat ik dat eerste gezicht nooit vergeten zal. Intussen staan we op de grond en gaan de deuren van het vliegtuig voor het laatst open. We stappen naar buiten, waar een vreselijke broeihitte ons tegemoet komt. Zo warm hebben we ’t onderweg nog nergens aangetroffen. De grond zindert er van. De Pater, die intussen in ’n wit tropenkostuum is gekleed en ik zullen hier tot Dinsdag blijven. Dan vliegen we via Hollandia naar Merauke. We hadden het liever anders gedaan; meteen doorvliegen naar Hollandia en daar een paar dagen blijven. Dat zou interessanter zijn dan Biak, dat maar uit een paar huisjes bestaat, maar ’t ging nu eenmaal niet.

Maandagmiddag, half twee – in Holland Maandagmorgen 5 uur.

Vandaag blijven we de hele dag in Biak. Ze noemen het hier de witte hel. ’t Is hier gloeiend heet, buiten is veel wit zand, waarop de brandende zon schijnt, loop je tien minuten buiten zonder zonnebril, dan zijn je ogen helemaal verblind. Vanmorgen heb ik lekker tot tien uur geslapen en was daarna heerlijk opgekikkerd. We weren ook allemaal even moe van de reis. Heel Biak bestaat uit ’n vliegveld, een paar huizen en een prachtig K.L.M. –hotel. Dit hotel is meer een houten bungalowbouw. Het hele gebouw staat op palen, ongeveer een meter boven de grond. Alles is op de meest mogelijke verkoeling berekend. De vloeren van de gangen en galerijen b.v. bestaan uit latten, die telkens een eindje uit elkaar liggen zodat het er van boven naar onderen en van onder naar boven door kan waaien. In het hele huis zitten nergens ruiten, zodat het dwars overal heen zou kunnen waaien als er tenminste een beetje wind was! Voor alle kamers zitten dubbele deuren: een houten, die praktisch dag en nacht open staat en dan nog een deur (eigenlijk alleen maar kozijn) bespannen met muskietengaas. Ook voor alle ramen zit muskietengaas. Al zitten er geen ruiten in ’t huis toch kan ’t er niet binnen regenen, omdat rondom het huis een overdekte open galerij loopt, waar alle kamers op uitkomen. In de conversatie- en eetzalen hangen aan het plafond weer overal de grote ventilatoren. De stoelen hebben allemaal luchtige, open zittingen en leuningen. Ook de slaapkamers zijn mooi. Weer aan iedere kant een eigen badkamer en W.C. en een ventilator. De directie bestaat uit Hollanders, het personeel uit….Papua’s in ……K.L.M. uniform: witte broek met blauwe bies – wit shirt – blote voeten en kroeshaar. Ze praten maleis, kunnen niet lezen of schrijven. Als je gegeten hebt komen ze met een boekje bij je, waarin je het nummer van je kamer moet schrijven. Dit is voor de controle door de Directie.

De Pater verscheen vandaag ook in Nieuw-Guinea-kostuum; ’n kaki broek met open wit sporthemd. We zouden samen om een uur of vier, al de ergste hitte voorbij is, nog wat gaan rondwandelen. Dat moet je niet veel later doen, want om zes uur wordt ’t al avond en om zeven uur is ’t stikke donker.

Gisterenavond, mijn eerste avond op Nieuw-Guinea, hebben we een film gehad hier in het hotel. Het was zoiets als vroeger bij ons in de klep: Nieuws van drie maanden terug, dat ik een hele tijd geleden al eens bij ons zag, als hoofdschotel: een ouderwetse film van de vorige oorlog, die minstens drie keer over kapot brak en waar ze af en toe eens wat aan verdraaien moesten om ‘m scherp te houden!! Ik hoop, dat jullie deze brief nog voor Donderdag krijgen.

Mijn horloge is ook al onderweg naar Holland. Meegegeven met iemand die vandaag terugvliegt.

Heel veel plezier op vakantie.
Dag Moeder en Paps.

Hartelijke groeten van Annie.