Papoea-kinderen werden verblijd met speelgoed en kleren uit Twente
TWENTSCHE COURANT van maandag 17 december 1956
Het is nu bijna vier maanden geleden dat Ans Budde (geboortig uit Ootmarsum) Hengelo ging verlaten om naar de missie in Merauke, op Nederlands Nieuw Guinea, te vertrekken. Zoals bekend was mej. Budde voordien vele jaren als onderwijzeres werkzaam in de St. Ludgerusparochie. Bij het afscheid van de kinderen uit Hengelo kreeg zij kisten vol kralen, poppen en anders speelgoed ten geschenke voor de zwarte kindertjes op Nieuw Guinea. Intussen beleven reeds vele zwartjes hun vreugde aan dit speelgoed.
Mej. Budde, schreef ons een brief over haar ervaringen van deze eerste maanden. Temidden van de koppensnellers, die ook nu nog wrede praktijken uitoefenen.
MERAUKE…..
Zij zit in het zuidelijkste puntje van het meest primitieve land ter wereld. Merauke is een kleine kotta, die aan de ene kant wordt begrensd door de zee en aan de andere kanten door ondoordringbare oerwouden, enorme moerassen en grote stukken dikke grijze modder, die “Lumper” worden genoemd. Mej. Budde is bij een van haar verkenningstochten reeds tot haar knieën in die modder weggezakt.
De bevolking van Merauke bestaat uit Papoea’s Keiesen, Chinezen (’t handelsvolk), Javanen (die veelal de Mohammedaanse godsdienst belijden), Indische Nederlanders en een handjevol Nederlanders. Ofschoon er de laatste tijd meer gerieflijke huizen voor de Europeanen worden gebouwd zijn die tot nog toe zeer primitief. De wegen zijn er zeer slecht. Het venijnige rode zand is er een kwelling. Het zand dringt overal doorheen en een wit blousje heeft in een oogwenk duizenden kleine rode stipjes. Als het heeft geregend is de toestand bepaald rampzalig te noemen. Met blote voeten kan men dan het best uit de weg komen.
De beide dokters in Merauke hebben een jeep, enkele Chinezen gebruiken een truck, de politie een motor en Ans Budde heeft veel genot van haar scooter. Als zij echter de binnenlanden in moet, maakt zij gebruik van een paard daar de wegen daar bijna onbegaanbaar zijn.
Mej. Budde werkt als onderwijzeres op het Papoea internaat. Er zijn ongeveer 150 kinderen. Zij werkt met twee missiezusters in het internaat. De kinderen komen van 8 verschillende stammen uit de kuststreek. Er zijn kinderen bij met doorboorde neuzen en getatoeëerde armen en benen. Iedere stam heeft zijn eigen kenmerken. Veel moeite heeft mej. Budde gehad om de kinderen uit elkaar te houden. Ze lijken allen sprekend op elkaar . Nu gaat het echter al beter. Er zijn kinderen bij, waarvan de ouders zich nog bezig houden met het koppensnellen. Onlangs is er in de buurt – waar mej. Budde werk – nog een echte sneltocht geweest. Verschillende koppensnellers zijn gearresteerd en opgesloten in een kamp.
ONTWIKKELINGSPEIL IS ZEER LAAG
Het ontwikkelingspeil van de ouders der kinderen, die op het internaat zijn, is zeer laag. Zij hebben zeker geen hoger getalbegrip dan drie. Alles wat daarboven ligt is voor hen VEEL! Voor het levensonderhoud behoeven deze mensen bijna niets te doen. Ze leven van sago. En aangezien de sagopalmen er in het wild groeien, komen ze goedkoop aan eten. Een dag sago kloppen is voldoende om een week te leven. Soms gaan ze vissen en als daarbij zo nu en dan een cocosnoot komt, zijn de mensen zeer tevreden. De meeste tijd wordt doorgebracht met luieren.
De kinderen, die van mej. Budde onderwijs krijgen, behoren tot de eerste generatie, die onderwijs ontvangt. Mej. Budde leert kinderen van 10, 11 en 12 jaar Nederlands. Bovendien kennen deze kinderen al twee andere streektalen. Geen enkel kind weet precies hoe oud of het is. Verjaardagen worden er niet gevierd. Om nu te bepalen wanneer een kind schoolrijp is (6 of 7 jaar) wordt het rechterarmpje van het kind over het hoofd heen gelegd en wanneer de vingertoppen precies bij het linkeroorlelletje komen, dan wordt aangenomen , dat het kind ongeveer 6 jaar oud is. De doopnaam is de voornaam en de naam van de stam is de achternaam.
Het les geven aan de kinderen is zeer moeilijk. Ofschoon het taalgevoel vrij behoorlijk is, is het les geven in rekenen er voor mej. Budde een nachtmerrie. Een week lang was mej. Budde bezig geweest om de kinderen uit te leggen dat één meter, 100 cm was en 1000 m.m. Toen zij na al deze pogingen na een week vroeg, hoeveel centimetertjes kun je nu van deze groter meter maken, kreeg ze als antwoord: 10 kilometer.
De meeste stammen in het zuiden, zijn katholiek. De koppensnellers dragen er een rozenkrans of een medaille om hun hals. Het geloof aan geesten en aan de macht van gestorvenen is er nog steeds niet uit te bannen bij de Papoea’s. De kinderen op het internaat zijn deze geheimen bekend, maar ze zullen er nooit over praten. De missionarissen, die er reeds vele jaren werken, zijn er zelfs nog niet achter gekomen.
Het jaarlijkse “varkensfeest” is dit jaar wreed verstoord, omdat door vijandige stammen het gerucht werd verspreid, dat de wereld zou vergaan. De mensen leefden er in grote angsten en vele ouders haalden hun kindreen van het internaat weg. Ofschoon het altijd moeilijk is een varkensfeest af te gelasten, hebben de missionarissen toch gedaan gekregen het feest niet door te laten gaan. Het gevolg van deze onstuimige festiviteiten zijn heel vaak: sneltochten.
Toen op de genoemde datum de wereld niet verging werd alles weer rustig. Wedstrijdspelen kennen de kinderen niet. Het draait meestal op ruzie uit, of de strijd wordt door de verliezende partij gestaakt. Verhaaltjes van “Roodkapje” en “Hans en Grietje” zijn niet goed voor kinderen van koppensnellers. De reacties erop zouden heel anders zijn dan bij de Nederlandse kinderen. Ans Budde beleefde de vreugde van het geven van poppen aan de Papoea kinderen. Zij hadden nog nooit een pop gezien, maar de kinderen speelden er dadelijk niet zo mee als de kinderen in Europa. Zij maakten kleertjes en van takjes en blaadjes werd een wiegje gemaakt. De pop werd meegenomen in een z.g. draagdoek, waarin ook de echte babies worden meegedragen.
Als dank voor de kleren en het speelgoed, schreef een van de meisjes (Clementina Buti) een briefje. We drukken het hierbij in een kadertje af. Het is het resultaat van 1 ½ jaar les geven aan dit meisje door de missiezusters. Een resultaat waarop ze trots mogen zijn. De helft van de 150 kinderen, die bij mej. Budde op het internaat zijn, draagt een jurkje uit Hengelo. Daardoor verkeert mej. Budde dan ook nog heel vaak met haar gedachten in de Twentse metaalstad.
Mej. Budde sloot bij haar brief de groeten in voor alle vrienden en bekenden en zij wenst vanuit Merauke allen een Zalig Kerstfeest en een gezegend Nieuwjaar.
Als dank voor de mooie kleertjes en het speelgoed, heeft een van de Papoea-meisjes een briefje naar onze redactie in Hengelo gezonden. Het luidt als volgt:
“ Dag kinderen uit Hengelo en Ootmarsum. Wij Papoea-kind. Wij zo blij met alles van jullie uit barang van de boot. Met al speelgoed en kleertjes. Wij schrijven brief voor jullie, omdat wij krijgen veel mooie dingen. In Nieuw Guinea niet krijgen. Kraaltjes alle mooie kleuren en popjes zo zo fijn. In Nederland mooi, daar ook trein? Hier in Nieuw Guinea is erg warm. We hebben popjes gekregen van jullie uit barang van de boot. Dankwel van zo goed dingen. Wij had blij mee zijn. – Veel groeten van wij kinderen van Papoea’s meisjes.
Clementina Butti.