Anny Velthuis werd geboren aan de Grotestraat in Ootmarsum, op 2 oktober 1924 als het eerste kind van Jan Velthuis en Hendrika Sleiderink. In 1926 verhuisde ze met haar familie naar de Almelosestraat. Als ze daar voor op de stoep stond kon ze nog net haar geboortehuis zien, waar ze in het begin nog veel heimwee naar had. Haar ouders ware beiden heel zachtaardige mensen, haar moeder was een zware astmapatiënte en stierf op 52-jarige leeftijd in 1951. Haar vader weigerde een konijn te slachten; kon in adoratie naar een mooie boom kijken, en prees God dat de natuur zo prachtig was; gedurende de oorlog had hij regelmatig last van maagzweren. Annie groeide op in een omgeving die nu niet direct opriep tot rebelse activiteiten.
Anny was 15 jaar toen de oorlog uitbrak. Nadat ze haar mulo examen in Oldenzaal had gedaan, kwam ze op de afdeling Bevolking van de gemeentesecretarie in Ootmarsum te werken.
Op 17-jarige leeftijd, op 2 januari 1942, begin ze een oorlogsdagboek te schrijven, dat ze met een paar onderbrekingen voortzet tot aan de bevrijding op 5 mei 1945. Het dagboek, dat later ingebonden is bestaat uit 208 handgeschreven schriftvelletjes. Toen ik haar onlangs vroeg waarom ze er mee begonnen was zei ze: “Ik had ineens het gevoel: dit moet ik opschrijven, zodat ze later weten wat oorlog is.”
Ze luisterde elke ochtend illegaal op de zolder van de timmerwerkplaats samen met haar vader naar Radio Oranje, zij hadden hun radiotoestel verstopt en vertelde dan het laatste nieuws vanuit Londen door aan de burgemeester H.F.M. Baron Schimmelpenninck van der Oye en wethouder J.B. Reuwer. Het dagboek beschrijft de oorlogshandelingen in Europa, Afrika, Azië en de Stille Zuidzee. Naarmate de oorlog verstrijkt neemt ze steeds meer ‘plaatselijk’ nieuws op en het is dit persoonlijke tintje dat het dagboek zo uniek maakt. Doordat ze op de gemeentesecretarie werkte was ze goed op de hoogte was van de gang van zaken in Ootmarsum. Ze zat daar als het ware aan de bron waar belangrijke berichten binnenkwamen, waar besluiten werden genomen en waar gesprekken plaatsvonden tussen het gemeentebestuur enerzijds en de politie, de bezetter, de burgers en bevrijders aan de andere kant. Annie maakte alles van zeer dichtbij mee.
Alhoewel Herman en Anny geen verkering hadden (Herman was 4 jaar ouder en had verkering met Annie Essink) wordt Herman verschillende keren in haar dagboek vermeld. Het is opmerkelijk dat, nadat Herman was opgepakt in 1943, ze haar aantekeningen voor vier maanden onderbrak. Waarschijnlijk kreeg ze de schrik te pakken en realiseerde ze zich op dat moment dat ook zij kon worden opgepakt. Een paar keer meldt ze dat ze haar dagboek heeft verborgen, vooral toen er razzia’s werden gehouden.
Zowel het luisteren naar de radio als wel het doorgeven van het nieuws aan de burgemeester en secretaris van Ootmarsum was natuurlijk een zwaar strafbaar feit, maar zij had, net zoals Herman, een enorme vrijheidsdrang die sterker was dan angst. Zij is gelukkig nooit betrapt en heeft daarom nooit aan den lijve dezelfde ellende als Herman meegemaakt, maar ze is daarom, op haar manier, niet minder een vrijheidsstrijder.
Een keer is ze ternauwernood aan arrestatie ontsnapt. De plaatselijke veldwachter Rorink had een briefje met aantekeningen gevonden op de trap van het gemeentehuis. Anny smokkelde haar aantekeningen, die ze tijdens de radio-uitzendingen maakte, in de omslag van haar mouw naar het gemeentehuis. Het was uit haar mouw gevallen en door de Rorink gevonden. Rorink was een laffe man, geen echte NSB-er, maar hij is na de oorlog wel berecht voor collaboratie. Hij heeft Annie echter niet verraden, ze kwam er met een berisping af: “Jij moet je moeder helpen, kousen stoppen en niet aan die onzin meedoen”. Vanaf dat moment is ze wel een stuk voorzichtiger geworden. Rorink bracht regelmatig voor Annie (Antje zoals ze op het gemeentehuis werd genoemd) een appel mee, die ze dan van hem kreeg als zij hem koffie bracht.
De hierboven vermelde reden om haar dagboek te gaan schrijven, werd in 1990 vervuld toen een gedeeltelijke publicatie van het dagboek werd uitgegeven in het boek: “Ootmarsum 1940-1945”. Ook werd toen op een tentoonstelling aandacht aan het dagboek geschonken. In deel III van “Ootmarsum 1940-1945” werd uit haar dagboek opnieuw uitvoerig geciteerd en was het weer een belangrijk onderdeel van een expositie. Een krantenkop in Tubantia beschrijft haar als de ‘Anne Frank van Ootmarsum’.
De plaatselijke geschiedschrijver Ben Morshuis schreef dat het voor Ootmarsum van groot belang is om een beschrijving te hebben van het leven van alle dag in een stadje, waar de oorlogshandelingen veelal aan de meeste voorbij gingen, maar waar dat leven wel door die oorlog werd beïnvloed. Hoe inwoners ineens een andere kijk op elkaar kregen, omdat de éne groep “goed” bleef en een andere groep de “foute zijde koos”. Hoe sommige inwoners elkaar ineens niet meer konden vertrouwen. Mannen en vrouwen die samen naar school waren gegaan, die in een zelfde straat woonden, die elkaar vrijwel dagelijks ontmoetten, bekeken elkaar met andere ogen. En dat in een gemeenschap van ongeveer 1800 inwoners, waar men elkaar van haver tot gort kende.
Dankwoordje Anny Velthuis
Deze aantekeningen werden door Anny Velthuis opgeschreven ter voorbereiding van haar dankwoordje na de opening van de tentoonstelling.
Ik wil jullie graag bedanken voor deze uitnodiging om dit eerste exemplaar in ontvangst te nemen. Ik heb niet gedacht toen ik in de oorlog ’s avonds laat het dagboek bijhield, dat dit zo in de belangstelling zou komen te staan. Ik weet nog wel, dat ik schreef met de gedachte, dit moet men later ook nog weten als deze rot oorlog voorbij is.
Iedere morgen om kwart voor zeven, ging ik met vader de ladder op naar de houtzolder waar de radio verdekt stond opgesteld. Die klanken ‘ta-ta-ta-ta’ waar iedere uitzending mee begon, gaf ons even een gevoel van vrijheid, altijd doet me de 5de van Beethoven aan die momenten op de zolder herinneren. Ik maakte dan wat aantekeningen, die ik op ’t stadhuis, waar ik werkte, doorgaf aan de collega’s en burgemeester Schimmelpenninck, die mij ’s avonds ook altijd nog vroeg naar de laatste berichten van radio Oranje. Als ik ’s avonds ’t dagboek had bijgeschreven bracht vader het naar buiten en verstopte het in ’n open buis, want bij ’n eventuele razzia was dit dagboek levens bedreigend voor de hele familie. Maar vader en moeder vonden dat ik het moest doen. Al met al ben ik toch blij, dat ’t niet voor niets is geweest en dat ook het nageslacht kan lezen hoe het in Ootmarsum was in oorlogstijd en wat er verder op de wereld gebeurde. Op 17 jarige leeftijd door mij beleefd.
Speciaal Ben Morshuis en zijn Stichting wil ik bedanken voor het initiatief dat hij heeft genomen om deze periode van Ootmarsum in oorlogstijd weer voor het voetlicht te brengen en ’t zo te bewaren voor het nageslacht.
Vervolg: Het oorlogsarchief van Herman Budde