van Daal (in Dutch)

 Inleiding

Deze familie geschiedenis onderzoekt de van Daal familie, waar mijn vrouw Louise Budde van afstamt. De informatie in dit overzicht is samengesteld door Eric van Daal (Eric.van.Daal@cz.nl).

Jacobus Hubertus van Daal

Gedoopt op 18 januari 1809 te Haps, winkelier, koopman, ­bakker, overleden 7 juni 1884 te Haps. Hij trouwt 28 april 1838 te Haps met Johanna Hermens, geboren 7 november 1816 te Haps, overleden 30 juli 1876 te Haps. Een zoon van hen is:

Lambertus van Daal

Geboren op 16 juni 1853 te Haps, bakker, winkelier, eigenaar van café den Haardheuvel te Haps, overleden op 8 juni 1917 te Haps. Hij trouwt op 7 februari 1881 te Haps met Maria Willems,  geboren 4 augustus 1852 te Oploo, winkelierster, overleden 28 april 1895 te Haps. Hun oudste zoon is:

 Jacobus Johannes van Daal (Sjef, Jozef). 

Hij was geboren op 17 februari 1882 te Haps. Na de lagere school in Haps volgde hij vermoedelijk nog enkele jaren onderwijs bij de Kruisheren van Uden (dit is niet zeker). Vervolgens ging hij als bakkersknecht werken in Uden bij Janus van der Heyden. Daar maakte hij kennis met Jacoba Johanna Langenhorst (Koosje), een stiefdochter van Janus’ zus, Gertrudis van der Heyden.

Koosje was op 13 juli 1888 geboren te St. Anthonis als dochter van Stephanus Langenhorst, hoofdonderwijzer in St.-Anthonis, leraar op de normaalschool in Boxmeer,  en Hendrina Antonia Maria Tausch. Na zes jaar verkering traden Jozef en Koosje op 3 september 1912 te St. Anthonis met elkaar in het huwelijk. Van zijn vader kreeg Jozef als huwelijksgift een bedrag van f 2000,00 mee. In 1912 kocht Jozef van de familie Verstraaten een stuk grond aan de Karstraat te Mill, waarop hij zijn huis bouwde met een bakkerij en kruidenierswinkel.

Jozef en Koosje waren te Mill beide lid van het Zang- en Toneelgezelschap Amphion-Vondel.

Jozef beschikte over een goede handelsgeest. Samen met zijn broer Pie begon hij een aardappel-exportbedrijf (later kregen zij hierover onenigheid en gingen ze ieder voor zich zelf met de aardappelhandel verder). Daarnaast was hij mede-oprichter van en deelnemer aan de inkoopcombinatie Daveco. Dit was een coöperatieve vereniging van winkeliers, waaraan behalve Jozef ook zijn broers Hendrik en Antoon en de winkeliers Verbeeten uit Vierlingsbeek en Cornelessen uit Oeffelt deelnamen. Daveco wist onder de winkeliers een sterke concurrentiepositie in de regio op te bouwen en was al gauw een begrip in het Land van Cuijk. Ook verstrekte Jozef als geldschieter leningen aan particulieren. In Mill had hij zo hypotheken op een tweetal huizen verstrekt.

Toen in 1925 de in Mill gelegen houtwarenfabriek Gebroeders Van Strijp als gevolg van blikseminslag geheel in de as werd gelegd en hierdoor failliet ging, kocht Jozef uit de faillissementboedel een stuk bosgrond, genaamd Borneo, met hierop staande een achttal huisjes. Hiervoor betaalde hij ca. f 800,00 per huis. Deze werden door hem verhuurd. Verder bezat hij te Mill een pruimen- en een appelboomgaard, die overigens altijd openstonden voor de op fruit beluste Millse jeugd. Samen met zijn broer Hendrik had hij bovendien nog een jachtgebied gepacht in de omgeving van Odiliapeel.

 Vooruitstrevend als hij was, had Jozef van Daal een van de eerste auto’s in Mill (kenteken N 12780?) en kreeg hij in 1930 als een van de eersten in Mill telefoonaansluiting (met als lokaal telefoonnummer 5). Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1935 was hij lijsttrekker van de middenstandspartij en werd hij gekozen tot lid van de gemeenteraad van Mill en St. Hubert (1935-1938).

 Rond die tijd kreeg Jozef een ongeluk. Op een dag wilde hij zakken met aardappelen, die in een treinwagon geladen waren, nog gauw even controleren voordat de trein zou vertrekken. Nadat hij de lading gecontroleerd had, sprong hij uit de wagon. Daarbij bleef hij met zijn rechterpink achter de vergrendeling van de deur haken, waardoor de pink bijna helemaal werd afgerukt. Hevig bloedend, met de pink slechts hangend aan een pees, reed Jozef zelf nog gauw naar dokter Arntz, maar deze kon niet meer voor hem dan doen dan de pees doorsnijden en de wond verbinden. Zo raakte Jozef zijn rechterpink kwijt.

 In 1937 werd bij Jozef maagkanker geconstateerd. Hij werd toen voor een operatie opgenomen in het St. Canisiusziekenhuis. Zijn oudste zoon Lambert, die toen geneeskunde studeerde, was bij de operatie aanwezig. Die mocht echter niet meer baten en enkele weken later werd Jozef weer naar huis gestuurd.

 Op zaterdagavond was het bij familie Van Daal de gewoonte dat de kinderen thuis met vrienden gingen kaarten, terwijl Koosje of dochter Riek dan voor een drankje zorgde en voor iedereen appels schilde. Jozef, die dan ging biljarten en een borreltje drinken in het café van Pietje Giesen, kon door zijn ziekte geen alcohol meer verdragen. Maar hij wilde zich niet laten kennen. Daarom sprak hij met Pietje af dat, wanneer hij een borrel bij hem bestelde, Pietje hem een borrelglaasje met water en wat suiker zou brengen, zodat niemand wat zou merken.

 In december 1937 deed Jozef nog mee met een grote wildjacht bij Odiliapeel. Zijn zoon Jacques ging toen met hem mee omdat Jozef inmiddels zelf te zwak was om zijn geweer de hele tijd te dragen. In de loop van januari 1938 ging het steeds slechter en moest Jozef op bed blijven liggen. In de ochtend van 20 januari liet hij zich uit bed helpen om in zijn grote, bruinleren fauteuil plaats te nemen en afscheid te nemen van zijn gezin. Die ochtend is hij overleden. Voor zijn gezin was dit een ware tragedie.

Koosje zette de bakkerij en de winkel zo goed mogelijk voort. De aardappelhandel werd stopgezet.

 In mei 1940 werd er bij Mill zeer hevig gevochten tussen de Nederlandse en Duitse strijdkrachten. In de vroege ochtend van 10 mei riep de veldwachter van Mill de inwoners daarom op om te evacueren richting Wanroij, St. Hubert of Uden. Koosje vertrok met Mies en Jacques richting Wanroij (Lambert zat in het leger, Riek in Heerlen en Jo op het pensionaat in Aarle-Rixtel). In Wanroij aangekomen, realiseerden ze zich dat ze de honden waren vergeten en Mies ging weer terug op de fiets om ze te halen. Slechts enkele uren daarna zagen zij grote colonnes Duitsers te voet en per fiets naderen vanuit de richting Ledeacker. Na de capitulatie keerden ze weer terug naar huis. Later kwam Hendrik van Daal uit Haps kijken hoe het met hen ging. Hij zei dat ze ook in Haps in zijn huis terecht hadden gekund.

Vlak na de oorlog verkocht Koosje de acht huisje in Borneo voor f 2.500,00 per stuk. In 1948 nam zoon Jacques de bakkerij en winkel van haar over. Koosje overleed te Mill op 23 december 1969.  Uit het huwelijk van Jozef en Koosje zijn geboren:

  1. Hendrina Maria Johanna van Daal (Rica, Riek),  geboren 21 juli 1913 te Mill. Zij volgde onderwijs op het Maria Roep­aancollege te Gennep. Daarna verbleef zij een tijdlang in Frankrijk om de Franse taal te leren. Na haar terugkeer in Nederland volgde zij de opleiding voor verloskundige in Moederheil, een tehuis voor ongehuwde moeders, te Heerlen. Na haar opleiding was zij in Uden werkzaam als vroedvrouw. Zij trouwde op 25 augustus 1945 te Mill met Hermanus Christianus van de Berg (Herman), geboren 6 september 1914 te Kampen, agent-in­casseerder bij een ziekenfonds, hotelhou­der te Uden, overle­den 11 juli 1978 te Heesch. Hij was een zoon van Wouter van den Berg en Johanna van der Herst. Riek van Daal overleed op 19 november 1999 te Oss. Uit dit huwelijk zijn geboren:

a.Jacoba van den Berg (Jacqueline). Zij trouwt met Gerard van Vliet.

  1. Wouter van den Berg (Walter).

c.Jacobus van den Berg (Jef). Hij trouwt met Anthonetta van Vught (Tony).

  1. Herman van den Berg,  sportleraar. Hij trouwt met Diana van de Ven, sportlerares.
  2. Lambertus Stephanus Maria van Daal,  geboren 13 januari 1915 te Mill. Volgt onder IV.
  3. Maria Jacoba Ida van Daal (Mies),  geboren op 6 februari 1918 te Mill. Zij zat in Aarle-Rixtel op het internaat Mariëngaarde. In maart 1938 richtte zij samen met Mientje Reijnen en Annie van Hout de Millse damesvolleyballclub Mikado op en werd een van de eerste bestuursleden. De club speelde op het voetbalveld van de voetbalclub Juliana aan de Spoorstraat. In de oorlogsjaren werd de vereniging opgeheven. Mies trouwde op 27 oktober 1943 te Mill met Peter Godfried Cuijpers (Frits), geboren op 11 januari 1914 te Vlodrop als zoon van Gerard Cuijpers en Gertrud Braun. Tot 1948 bleven zij in Mill wonen in het ouderlijk huis van Mies. In 1948 openden Mies en Frits Hotel Cuijpers in Heeswijk. In 1977 werd het hotel overgenomen door hun zoon Geert. Frits is overleden op 1 januari 1990 te Heeswijk-Dinther, Mies overleed aldaar op 24 februari 1992. Uit dit huwelijk zijn de volgende kinderen geboren:

a.Gertruda Jacoba Maria Cuijpers (Gerty),  geboren 23 augustus 1944 te Wittem (gemeente Gulpen), medewerkster van een reisbureau.

  1. Jacobus Lambertus Antonius Maria Cuijpers (Sjaak),  geboren op 27 april 1946 te Mill. Hij trouwt met Maria Gooskens.

c.Jacoba Hendrina Johanna Maria Cuijpers (Koosje, Coby),  geboren 26 mei 1948 te Mill. Zij trouwt met H. Huibers (Henny). [St. Oedenrode]

  1. Gerard Peter Johannes Maria Cuijpers (Geert),  geboren op 2 september 1952 te Heeswijk. Hij trouwt met Jacoba Gloudemans (Coby). In 1977 nam Geert het hotel in Heeswijk over van zijn ouders.

e.Godfried Andreas Maria Cuijpers (Frits),  geboren op 20 november 1954 te Veghel. Hij trouwt met Ida N.

  1. Paulus Aloysius Maria Cuijpers (Paul),  geboren op 1 juli 1956 te Heeswijk
  2. Jacobus Johannes van Daal (Jacques),  geboren 26 juli 1924 te Mill. Volgt onder IVa.
  3. Johanna Jacoba van Daal (Joke, Jo),  geboren op 27 november 1926 te Mill. Zij zat in Aarle-Rixtel op de Mulo van het internaat Mariëngaarde. Na het huwelijk van haar broer Jacques ging zij bij haar zus Mies in Heeswijk wonen, en was daar tot oktober 1952 werkzaam in het hotel. In Heeswijk richtte Jo een korfbalclub (?) op en was een van de eerste bestuursleden. Op 28 oktober 1952 trouwde Jo te Heeswijk met Andreas Adrianus Maria van Stokkom (André). Hij was geboren op 2 juli 1928 te Heeswijk als zoon van Karel Godefridus Marianus van Stokkom, bakker, winkelier, en Johanna Maria van Zeeland, uitgetreden religieuze. Na zijn koksopleiding in Eefde was André als dienstplichtig militair op 2 februari 1949 met het stoomschip de Grote Beer vertrokken naar Nederlands-Indië. Als sergeant-chefkok deed hij dienst op Oost-Java in de plaatsen Madioen, Kediri en Ponoroko. Op 25 augustus 1949 keerde hij weer terug in Nederland.

Direct na hun huwelijk kochten André en Jo een stuk grond in Den Bosch en bouwden hierop hun huis met winkel (eerst een kruidenierswinkel, later een drogisterij). Uit dit huwelijk is geboren:

a.Carolina Johanna Maria van Stokkom (Carin),  geboren op 23 april 1956 te ’s-Hertogenbosch, ingenieur (ir) in de industriële vormgeving.

 Lambertus Stephanus Maria van Daal, (Lambert, Lam)

Geboren op 13 januari 1915 te Mill. Oorspronkelijk was Lambert door zijn ouders voorbestemd om de handel in te gaan. Daarom werd hij, na de lagere school in St. Anthonis te hebben doorlopen, in 1927 naar het internaat De Ruwenberg in St. Michielsgestel gestuurd. Hier kreeg hij voortgezet handelsonderwijs. De Ruwenberg bezat om zijn onderwijskundige kwaliteit groot aanzien. Tot 1935 kregen de aankomende leerlingen zelfs een spoedcursus Frans van zes à zeven weken en werden zij ook verplicht dit te spreken.

Uit die tijd is een brief van hem bewaard gebleven, welke hij op 12 juli 1927 op De Ruwenberg aan zijn moeder schreef. Deze luidt als volgt:

Lieve Moeder,

Vandaag schrijf ik U weer eens ‘n briefje, want ik geloof dat ‘t vandaag Uw verjaardag is en dan moet ik toch schrijven, is ‘t niet! Nu mag ik niet vergeten U te feliciteren, dus dat maar als eerste.

Hartelijk gefeliciteerd op uw verjaardag en dat U nog lange jaren te midden van vader en kinderen moogt doorbrengen. Ik weet hoe goed U voor mij zijt en hoeveel U van mij houdt. Lieve Moeder, al uw kinderen beminnen U maar ik vooral, ik wil U altijd veel plezier schenken. Maar vooral als ik groot ben. Ik zal mijn best doen in mijn studiën en in ‘t bijzonder op ‘t examen.

Ik zal goed oppassen en veel voor U bidden, vooral morgen in de kapel zoolang als ik daar ben. Nu is ‘t thuis ‘n feest, of misschien Zondag, maar aan ‘n feest heb ik niet veel; dat is toch in één dag afgeloopen en dan vergeten.

Laat a.s. Donderdag 19 juli s.v.p. ‘n kaars branden voor ‘t H. Hart van Jezus.

Ontvangt de hartelijke groeten van

Uw U liefh. zoon

Lambert

  Na het eerste jaar op De Ruwenberg met goed gevolg te hebben vol­tooid, had Lambert inmiddels besloten dat hij arts wilde worden. Hij maakte de vierjarige handelsopleiding daarom niet af, maar werd in 1928 na een toelatingsexamen aangeno­men op een volgend internaat, het prestigieuze St. Canisius College in Nijmegen, met een gymnasium en HBS. Het imposante gebouw aan de Berg en Dalseweg in neo-Hollandse renaissancestijl omvatte een groot aantal kamers, zalen en klaslokalen voor tientallen paters, 360 interne en 800 externe leerlingen. Het onderwijs werd voornamelijk gegeven door paters Jezuïten. De internen leefden volgens een streng dagritme van afwisselend lessen, vorming, godsdienst en sport en ontspanning. Doordat men aanbod in overvloed had, zowel wat betreft docenten als ook leerlingen vanuit het hele land, kon men zeer selectief te werk gaan. Leraren die niet voldeden, werden overgeplaatst of ontslagen; leerlingen die het onderwijs niet konden volgen of te veel uit de band sprongen, werden verwijderd. Door dit continue selecteren waren de studieresultaten voortreffelijk en genoot het College een uitstekende reputatie.

 Lambert zat hier als interne leerling op het gymnasium. Behalve aan vakken als Latijn, Grieks en wiskunde werd er veel aandacht besteed aan sport, zoals voetbal, hockey en atletiek. Lambert, die in Mill ook lid was van de tennisclub, was een groot sportliefhebber. Het liefste trok hij echter rond door de vrije natuur. Regelmatig maakte hij in de weekenden en vakanties te voet of op de fiets allerlei trektochten. Hij liep enkele malen mee met de “Vierdaagse van Nijmegen” en maakte met zijn twee jaar oudere vriend Cor Verbruggen uit St. Hubert met fiets en tent een tocht door de Belgische Ardennen en Luxemburg. Net als zijn vader ging hij ook graag het bos in om te jagen.

  Op een keer was hij met een vriend gaan jagen in de bossen van St. Hubert. Op het einde van de dag hingen zij de de hazen die ze hadden geschoten aan het stuur van hun fietsen, hun geweren over de schouder en vertrokken huiswaarts richting Mill. In een bocht van het pad kwam van de andere kant echter veldwachter Bertus van Loosbroek aanwandelen. Lambert zag hem te laat, kon een botsing niet meer vermijden en buitelde met fiets en al over Bertus heen. Bertus kon hier niet om lachen. Hij nam de hazen en de geweren in beslag en maakte proces-verbaal op. Toen Lambert het gebeurde thuis aan zijn vader vertelde, was deze er niet gerust op. Als Lambert wegens stroperij veroordeeld zou worden, was het wel zeker dat hij van het St. Canisius College zou worden verwij­derd. Zijn studie geneeskunde kon hij dan wel verge­ten. Sjef van Daal besloot daarom om meteen met burgemeester W. Verstraaten te gaan praten. Intussen bracht de veldwachter bij de burgemeester verslag uit van het incident. Toen Verstraaten door het raam Sjef aan zag komen lopen, instru­eerde hij Bertus om zich in een kast te verstoppen en mee te luisteren, terwijl hij zelf Sjef zou ontvangen. Deze had echter al snel in de gaten wat er gaande was en vroeg droogjes aan de burge­meester of de veldwachter het niet benauwd had in die enge kast. Verstraaten was hier­door een beetje uit het veld geslagen. Sjef moest wel f 15,00 boete beta­len, maar kreeg de geweren terug en daar bleef het verder bij.

  Op 14 juni 1934 behaalde Lambert zijn einddiploma van het gymnasium, waarna hij zich inschreef voor de studie geneeskunde bij de Universiteit van Amsterdam (UvA). Zijn vriend Cor Verbruggen ging naar de militaire academie te Breda. De medische faculteit van de UvA telde internationaal vermaarde coryfeeën onder haar hoogleraren en docenten, en trok om die reden veel studenten uit het hele land. Het collegegeld was hoog: driehonderd gulden per collegejaar, vermeerderd met tien gulden inschrijfgeld en vijftig gulden examengeld. Daarnaast moest men natuurlijk de nodige, dure studieboeken aanschaffen. De studie geneeskunde duurde nominaal zeven jaar, maar de meeste studenten deden er langer over. De studieboeken waren overwegend in het Duits, hoewel er ook wel Nederlandse en Engelse boeken werden gebruikt. Het eerste jaar werd, met colleges en practica scheikunde, natuurkunde, dierkunde, plantkunde en “botjes” (osteologie) voor het eerste deel van het kandidaatsexamen, verzorgd door de faculteit der Wis- en Natuurkunde. In de volgende twee jaar tot het kandidaatsexamen volgden basisvakken als algemene ziektekunde, fysiologie, anatomie, erfelijkheidsleer en embryologie. Na het kandidaats werden de werkdagen voor de studenten langer: er werd om acht uur begonnen en, behalve op zaterdagmiddag, tot in de avond gewerkt. Op het programma stonden brugvakken als medische microbiologie, pathologische anatomie, immunologie en farmacologie en theoretisch onderwijs in klinische vakken als heelkunde, oogheelkunde, keel-, neus- en oorheelkunde, verloskunde, “zielsziekten” en receptuur.

 Gezelligheid en vertier vond Lambert al snel door –  net als zijn oom Gerard Langenhorst, die in Amsterdam scheikunde had gestudeerd – lid te worden van de katholieke studentenvereniging Sanctus Thomas Aquinas. Binnen deze vereniging hadden zich tientallen vriendenclubs gevormd. Lambert werd lid van de vriendenclub Amicitia Coniuncti Toto Aevo (ACTA). Kenmerkend voor ACTA was de zuidelijke, door anderen soms voor wat boertige gehouden, vrolijkheid. Het ACTA-lied luidde niets voor niets: “de geest van Leuven zal altijd de onze zijn”. De leden van ACTA deden veel aan sport (vooral roeien, tennis en hockey), maar ook bierdrinken, kaarten en kegelen waren geliefde tijdspasseringen.

  Hoewel Thomas een gezelligheidsvereniging was, werd de katholieke sfeer er zorgvuldig behoed. Nieuwe leden werden in de kennismakingstijd nog naar de colleges thomistische wijsbegeerte van prof. R. Welschen gestuurd. Leden van Thomas gingen regelmatig te biecht en zij bezochten de maandelijkse door moderator pater J. van Heugten S.J. opgedragen mis. Thomas had een eigen toneelvereniging, sportclubs, een dansclub (waar Lambert lid van werd), een cabaret en verscheidene orkestjes. De sociëteit was gelegen aan de Vondelstraat 56.

  In 1936 maakte Lambert met enkele vrienden een grote fietstocht naar Zuid­-Duitsland, richting Bodensee. Toen in het Schwarzwald de terug­traprem van zijn fiets het begaf, bond hij zijn fiets met een touw vast aan de fietsen van twee van zijn vrienden. Zo konden deze tijdens een afdaling voor hem afremmen.

  Behalve van St. Thomas was Lambert in Amsterdam ook lid van de Carnavalsvereniging Limburgia. Bijna alle leden van deze vereniging kwamen uit het zuiden. In 1939, toen hij in de Raad van Elf zat, ontmoette hij daar Els Beening, een dochter van de toenmalige carnavalsprins. Elisabeth Anna Albertina (Els) Beening was geboren op 9 juli 1919 te Venlo als dochter van Henricus Servatius Fred­ericus Beening en Anna Maria Catharina Faessen. Zij had in haar jeugd, toen haar vader als boekhouder op de klinknagelfabriek P. van Thiel in Beek en Donk werkte, samen met Mies van Daal te Aarle-Rixtel op het internaat gezeten. Later werd Henri Beening chef expeditie bij het warenhuis de Bijenkorf, en was het gezin vanuit Beek en Donk naar Amsterdam verhuisd. Lambert en Els kregen al gauw verkering.

  Op 28 augustus 1939 werd de algemene mobilisatie afgekondigd en als eerste opkomdag de dag erna aangewezen. Bij deze algemene mobilisatie werden ook alle dienstplichtigen opgeroepen die, zoals Lambert, om een of andere reden uitstel van eerste oefening hadden gekregen. Ook Lambert ging nu dus in militaire dienst. Hij werd na een korte oplei­ding als vaandrig bij de geneeskundige troepen te Gorinchem ingedeeld. Na de inval van de Duitsers en de capitulatie in mei 1940 hernam het leven weer min of meer zijn normale gang en zette Lambert zijn studie in Amsterdam voort. Een schokkende ervaring was wel dat zijn vriend Cor Verbruggen, inmiddels tweede luitenant, in krijgsgevangenschap naar Duitsland werd gebracht, waar hij op 21 november 1944 in het krijgsgevangenkamp Neu-Brandenburg zou overlijden.

 Nog tijdens zijn co-assistentschap in een Haags ziekenhuis, trouwde Lambert op 22 oktober 1941 te Amsterdam met Els. Op 22 april 1942 legde Lambert zijn eed als arts af. Hij had het geluk dat hij tijdig was afgestudeerd: in maart 1943 werd door de Duitse Rijkscommissaris een verordening uitgevaardigd, die inhield dat alle studenten een loyaliteitsverklaring moesten ondertekenen. Studenten die weigerden te tekenen, werden van de universiteit verwijderd en liepen als werklozen onmiddellijk gevaar om voor onbepaalde tijd in Duitsland te worden tewerkgesteld.

Na zijn studie in Amsterdam beëindigd te hebben, werkte Lambert korte tijd in een ziekenhuis in Amsterdam en op de chirurgie-afdeling van de universiteit van Nijmegen, om zich vervolgens in 1942 als huisarts te vestigen in het Zuidlimburgse Gulpen. In Gulpen hielp hij geallieerde piloten aan onder­duikadressen en ze soms ook om over de grens naar België te komen, vanwaar ze verder konden vluchten. Op een keer moest hij midden in de nacht een Engelse piloot met een acute blindendarmont­steking naar het ziekenhuis in Heerlen brengen. Duitse soldaten, die hem onderweg aanhielden, hield hij op een afstand door ze te verzeke­ren dat zijn patient een gevaarlijke, besmettelijke ziekte zou hebben. Tot tweemaal toe werd hij zelf door de Duitsers opgepakt en op het gemeen­tehuis met het pistool tegen zijn hoofd ondervraagd. Ze werden echter niets wijzer en beide malen stonden ze toe dat hij door patienten voor een “spoedgeval” werd weggeroe­pen. Het gouden kettinghorloge dat Lambert van zijn vader gekregen had (die het weer van zijn vader had), werd in deze donkere tijd ingeruild tegen autobanden, die hij dringend nodig had om met de auto zijn patiënten te kunnen bezoeken.

  In 1949 verhuisde het gezin naar Helmond, waar Lambert controlerend geneesheer werd bij een ziekenfonds. Hij werd hier tevens voor­zitter van de voetbalvereniging. Na enkele jaren gaf hij zijn baan bij het ziekenfonds echter op en werd hij bedrijfsarts bij De Staats Mijnen (DSM) in Zuid-Limburg. Het gezin bleef in Helmond wonen, terwijl Lambert alleen in de weekenden thuis kwam vanuit Limburg.

 Tijdens een avondje uit in Valkenburg heeft hij toen zijn tweede vrouw, Hortense Prevoo, leren kennen. Lambert had haar al eens eerder ontmoet, want zij was een achternicht van zijn vroegere buurman uit Gulpen, bij wie zij in haar jongere jaren vaak op bezoek was geweest.

  Arthûre Marie Hortense Prevoo was geboren op 29 juli 1920 te Margraten (huis Vruchtenhof) als dochter van Hubert Jacques Jerôme Silvère Prevoo en Maria Magdalena Radema­ker.

 Haar vader Silvère, zoon van Alphonse Prevoo en Hortense van Gulpen, had eerst onderwijs gevolgd op het internaat La Roche in Luik, en daarna in Brussel een opleiding voor edelsmid. Na zijn huwelijk in 1918, ging hij wonen op huis Vruchtenhof in Margraten, een door zijn vader gebouwd herenhuis met boerderij. Enkele jaren oefende hij hier samen met zijn vrouw het boerenbedrijf uit. Hij was echter een stadsmens, met twee linkerhanden op de boerderij. Het echte werk werd dan ook voornamelijk door enkele knechten gedaan en al na enkele jaren werd de boerderij verpacht. Silvère bezat ook enige huizen te Maastricht. Van de opbrengst van de pacht en de huur van de huizen hebben hij en zijn vrouw Madeleine verder hun leven lang gerentenierd.

  Hortense had na de stedelijke HBS in Maastricht een opleiding in Luik gevolgd voor verpleegkundige. Tijdens deze opleiding moest ze echter een zware operatie ondergaan en werd ze getest op tbc. Omdat uit de test bleek dat ze geen afweerstoffen had, moest ze tot haar grote spijt stoppen met haar opleiding. Ze volgde nog enige tijd een kunstopleiding, maar ging daarna toch werken in de (particuliere) ziekenverzorging.

 In juni 1954 vestigde Lambert zich andermaal als huisarts: nu in Waalwijk. Op 27 augustus 1954 kocht hij voor f 55.000,00 een huis met praktijkruimte, gelegen aan de Grotestraat nr 331, met erf en tuin groot 13 aren. De achter het huis gelegen tuin was zo groot dat er naast een terras en een gazon nog genoeg ruimte overbleef voor groenten- en fruitteelt en het houden van allerlei dieren. Er was een volière met zangvogels, een vijver met vissen en kikkers en een grote hondenren. Behalve enkele jachthonden behoorden ook konijnen, kippen en een tamme egel tot de vaste huisdieren van het gezin Van Daal. Achterin de tuin gaf een poortje toegang tot de winterdijk, waarachter de uiterwaarden van de Maas waren gelegen.

 Gedurende januari en februari 1955 waren deze uiterwaarden overstroomd door het Maaswater, waarover de winter vervolgens een grijswitte ijslaag had gelegd. Aan de kriskras verlopende scheuren was te zien dat het ijs nauwelijks dik genoeg was om op te schaatsen, maar een aantal jongeren had het er toch op gewaagd. Ze hadden veel plezier, totdat een jongen struikelde over een boven het ijs uitstekend weidepaaltje en met een gebroken been kermend op het ijs bleef liggen. Dit gebeurde achter het huis van de familie Van Daal. Lambert die de jongen wilde helpen, zakte zelf keer op keer door het ijs, maar wist zich toch naar de jongen toe te ploeteren en deze naar de kant te dragen. Intussen waren op de dijk tientallen toeschouwers toegestroomd, waaronder Lamberts zoontje Harry. Het gebeurde werd in Waalwijk snel rond verteld en de reputatie van de huisarts was in één klap gevestigd.

 Intussen had Lambert Hortense weten over te halen om zijn assistente te worden, en zij kwam dus ook in Waalwijk wonen. Na enkele jaren barstte deze tijdbom onder het huwelijk van Lambert en Els, en op 2 april 1958 werd hun huwelijk door de rechtbank van Den Bosch door echtscheiding ontbonden. Els ging weer in Amsterdam wonen, waar zij haar oude baan als verkoopster bij de Bijenkorf weer opnam.

Lambert hertrouwde 15 juli 1958 te Waalwijk met Hortense. Bij zijn eerste vrouw Els had hij toen acht kinderen, welke allen bij hem en Hortense bleven.

  In Waalwijk stond Lambert bekend als een joviale, gemoedelijke levensgenieter en bourgondiër. Een huisarts die weet waar de koekjes staan. Maar ook een, die leefde voor zijn werk en dag en nacht voor zijn patiënten klaar stond. In dat laatste ging hij zeer ver. Als hij wist dat een patiënt het financieel niet breed had, “vergat” hij dikwijls om een rekening te sturen. Ook liet hij zijn kinderen regelmatig op bezoek gaan – of zelfs logeren – bij oudere, alleenstaande patiënten, waarvan hij wist dat ze eenzaam waren en behoefte hadden aan gezelschap. Daarnaast had hij, hoewel hij niet naarbuiten trad, altijd een grote belangstelling getoond voor de sportactiviteiten in Waalwijk. Dikwijls stond hij op zondag langs het hockeyveld te kijken als een van zijn kinderen een wedstrijd moest spelen. Ook was hij beschermheer van het Waalwijkse schuttersgilde. Hierdoor was hij alom bekend.

  Eind augustus 1966 kreeg Lambert een hartinfarct en werd hij voor enkele weken opgenomen in het St. Nicolaasziekenhuis in Waalwijk. Bij zijn ontslag uit het ziekenhuis adviseerden zijn collega’s hem om vakantie te nemen en het ook daarna wat rustiger aan te doen. Na een rustperiode en een door zijn patiënten aangeboden, korte vakantie in februari 1967 in Torremollinos, Spanje, ging  Lambert echter weer volledig aan het werk.

 In april 1967 vierde Lambert zijn zilveren artsenjubileum. Door zijn patiënten, bij wie hij een grote genegenheid genoot, was een comité gevormd van 15 personen om dit jubileum luister bij te zetten. In de regionale dagbladen werd hiervan verslag gedaan: De feestelijke dag werd ingezet met een H. Mis in de St. Janskerk te Waalwijk onder leiding van deken P. Maessen, waarbij op verzoek van de jubilaris in het Gregoriaans gezongen werd. Rond het middaguur kwamen velen de arts en zijn gezin thuis felici­teren. Hieronder bevonden zich burgemeester J. Teijssen, enkele wethouders, artsencollega’s, deken Maessen, personeel van het St. Nicolaaszieken­huis en zeer vele patiënten. Hoogte­punt van de dag was de aanbieding van een cadeau door het patiëntenco­mité. Namens de bijna 3000 patiënten voerde mevrouw M. Maas-Beijers­bergen daarbij het woord: “Vijfentwintig jaar heeft u dag en nacht klaar gestaan voor uw patiënten en wel op een manier zoals weinigen u dat zullen nadoen. Normaal gesproken kon niemand vergeefs een beroep op u doen. Ongetwij­feld heeft in die 25 jaar ook u uw zorgen en tegenslagen gehad. Maar wat er ook gebeurde, u kwam wanneer een patiënt u nodig had. Het kon wel eens middernacht zijn, maar ergens had je altijd de zekerheid: hij komt en hij doet voor je wat hij kan. Je liep natuur­lijk wel het risico dat het je een doosje aardbeien of een schaal koekjes kostte, maar dat nam je op de koop toe. Je zou ook kunnen verwachten dat u met een levende kip aan kwam zetten. Dat zou ook niet de eerste keer zijn.” In de wetenschap dat de jubilaris graag in de natuur was, bood zij hem namens de patiënten vervolgens een vouwkam­peerwagen aan, “om in ieder geval uw spaarzame vrije tijd, zo aange­naam mogelijk te maken. Het hoeft geen betoog dat wij, uw patiënten, u hiervoor zeer dankbaar zijn en wij hopen dat het u gegeven mag zijn uw praktijk nog vele jaren uit te kunnen oefenen. Liefst in goede gezondheid.” In zijn dankwoord zei een ontroerde dokter Van Daal dat hij naar deze dag had toegeleefd. ”Bijna had ik het niet beleefd, maar het is toch gelukt deze 25-jarige mijlpaal te mogen bereiken”. Hij ging de eerste jaren van zijn artsenloopbaan na, toen hij als ambtenaar in dienst was van ziekenfonds en ziektewet, maar “het beter maken van mensen voldoet mij toch beter. Ik heb mijn werk altijd als een liefhebberij beschouwd en dit heeft mijn taak gemakkelijker gemaakt”. Na de huldiging werd de Alpenkreuzer, die achter in de tuin stond opgesteld, bezichtigd. Later op de middag moest dr. Van Daal nog vele handen drukken van de vele belangstellenden, terwijl veel geschenken, bloemen en gelukwensen werden aangedragen.

 De bovengenoemde pastoor-deken Maessen had overigens ook een andere kant van Lambert leren kennen. Op zekere dag was hij bij Lambert op bezoek gegaan om hem aan te spreken op diens – in de ogen van de deken – wat al te bourgondische en weinig stichtelijke levenswijze. Maar Lambert was niet gediend van zijn preek en gaf de deken al gauw de keuze om het huis lopend danwel vliegend te verlaten, waarop de deken wijselijk voor de eerste mogelijkheid koos.

 Op 16 juni 1967 is Lambert tijdens een huisbezoek aan een van zijn patiënten aan een tweede hartinfarct overleden. Velen waren diep geschokt door zijn plotselinge overlijden en de belangstelling bij zijn begrafenis was buitengewoon groot.

  Ruim een week later stierf ook onverwacht de moeder van Hortense. Hortense verhuisde toen met haar drie kinderen naar Margraten, waar zij tijdelijk bij haar vader ging wonen. In 1968 verhuisde zij met de kinderen naar Heerlen en in 1970 vanuit Heerlen naar Hulsberg. Hier woonde zij met de kinderen in een gehuurde bungalow. Deze was mooi gelegen, net buiten Hulsberg op een heuvel, met een prachtig uitzicht over het met bossen, akkers en weilanden bedekte heuvellandschap. Op 22 oktober 1973 is Hortense te Hulsberg in haar slaap overleden aan een hartinfarct. Haar kinderen werden toen in huis genomen door hun oudste broer Jacques, die tevens werd aangesteld als hun voogd.

 Els Beening is rond 1990 weer van Amsterdam naar Waalwijk verhuisd en woont daar nu nog in een bejaardenflat.

Uit het huwelijk van Lambert en Els zijn geboren:

  1. Jacobus Henricus Maria van Daal (Jacques),  geboren op 12 mei 1942 te Amsterdam. systeem-analist, respectievelijk directie­secretaris en hoofd administratieve organisatie en automati­sering bij de Divisie Ziektekosten- en Levens-verzekeringen van Interpolis, lid van de ondernemingsraad van Interpolis. Hij trouwt 30 december 1966 te Rosmalen met Wilhelmina Maria (Will) Pul­lens, geboren 24 mei 1945 te Waalwijk, verpleegster. Zij is een dochter van Hendrikus Wilhel­mus Pullens en Adriana Antonia Leijtens. Dit huwelijk is in 1984 door echtscheiding ontbonden door de rechtbank van Breda. Jacques hertrouwt op 15 maart 1985 te Goirle met Wilhelmina Francina Henrica Winkens (Ineke), geboren op 5 juni 1947 te Soest, kledingverkoopster. Zij is een dochter van Wilhelmus Winkens en Johanna Schalkx. Uit het eerste huwelijk:
    1. Ingeborg Anthonius Henricus Maria van Daal (Ingeborg),  geboren 23 december 1967 te Alphen aan de Rijn, medewerkster servicedesk inkomensverzekeringen en lid van de ondernemingsraad van Interpolis. Zij woont van 1988 tot 1992 samen met Clifford Gregory Jansen, geboren 18 maart 1965 te Zaan­dam, musicus, basgitarist. Hij is een zoon van Arthur Sortero Jansen en Ramona Chiquita Bos. Sinds maart 1999 woont zij samen met Anton Frans van Someren (Tony), geboren op 17 augustus 1954 te Renkum, beveiligingsbeambte. Hij is een zoon van Hendrik Leonard van Someren en Marianne Boom.
    2. Lambertus Stephanus Maria van Daal (Steven),  geboren 5 mei 1969 te Alphen aan de Rijn, afgestudeerd als bedrijfsinformaticus, applicatie-consultant. Hij trouwde op 31 augustus 2001 te Goirle met Lisette Niesink.
    3. Serge Elisabeth Antonius Maria van Daal (Serge),  geboren 3 september 1970 te Goirle, floormanager bij McDonalds te Tilburg. Hij woont sinds 1997 samen met Janneke Maas, doctorandus in de bestuur­lijke informatiekunde, werkzaam bij Van Lanschot Bankiers.
    4. Yvonne Jacoba Anna Maria van Daal (Yvonne),  geboren 18 augustus 1943 te Gulpen, au pair, directie-secretaresse. Zij trouwt op 7 mei 1966 te Waalwijk met Henricus Adrianus Josephus (Henk) Pullens, sportleraar, geboren op 9 maart 1940 te Waalwijk, zoon van Hendrikus Wilhelmus Pullens en Adriana Antonia Leijtens. Hieruit stammen:
      1. Michael Wilhelmus Jacobus Maria Pullens (Michael),  geboren 2 oktober 1966 te Waalwijk, afgestudeerd aan het Instituut Nijenrode te Breukelen, Master of Business Administration, account-manager. Hij trouwt op 24 april 1998 te Zeist met Barbra de Wit, afgestudeerd aan de Hogere Hotelschool te Maastricht.
      2. Patrick Elisabeth Petrus Maria Pullens (Patrick),  geboren 18 december 1967 te Oudenbosch, afgestudeerd in de informatica, werkzaam in de makelaardij. Hij trouwt 12 juni 1998 te Roosendaal met Shaula van Etten, makelaar in onroerende zaken.
      3. Nathalie Cornelia Maria Pullens (Nathalie),  geboren 16 december 1969 te Oudenbosch. Zij trouwt op 22 juli 1999 te Roosendaal met Antonius Suijkerbuijk (Tony), doctorandus in de psychologie, salesmanager bij een ijzerwarenhandel.
  2. Lambertus Stephanus Maria van Daal (Bert),  geboren 17 oktober 1944 te Gulpen. Doordat hij een gedeelte van zijn herse­nen miste, was hij reeds bij zijn geboorte volledig verlamd en miste hij ook het spraakvermogen. Volgens de medisch specialisten, die in groten getale werden geraadpleegd, zou hij tot ongeveer zijn zesde levensjaar in leven blijven. Hij is overleden op 22 september 1970 in huize St. Joseph te Heel.
  3. Henricus Godefridus Maria Paul van Daal (Harry),  geboren 13 januari 1946 te Gulpen, automatiseringsdeskundige, accountant, administratie- en belastingconsulent, ondernemer, oprichter/directeur van het bedrijfsadvieskantoor Van Daal en partners BV, bestuurslid van de internationale accountantsfede­ratie HLB International, lid van het International Tax Commit­tee, penning­mees­ter van de Golfclub Efte­ling, penningmeester van de Werelddag voor Kinderen en Poëzie, lid van de Mascotteclub, voorzitter van Operette- en Musicalvereniging Servus te Waalwijk. Hij trouwt 20 december 1968 te Waalwijk met Catharina Gijsberdina Henrie­tte Maria Lombarts (Toos), geboren 1 februari 1946 te Waalwijk, directie-secreta­resse. Zij is een dochter van Henricus Marius Lombarts en Maria There­sia Elisabeth Somers.
  4. Petrus Albertus Johannes Maria Paul van Daal,  geboren 13 januari 1947 te Gulpen, directeur bij de handelsonderneming Combori Nederland. In 1991 richtte  hij de handelsonderne­ming Bea Nederland B.V op, waarvan hij directeur/vennoot werd. Hij trouwt op 6 maart 1971 te Waalwijk met Maria Bernardette (Marij) Smits, geboren op 21 februari 1947 te Waalwijk, tandartsassistente, bezigheids­thera­peute in een bejaardente­huis. Zij is een dochter van Gerard Antoni­us Maria Smits, hoofdonderwij­zer, en Anna Catharina van Helvoirt. Uit dit huwelijk stammen:

a.Mark Stefan (Mark) van Daal,  geboren op 12 februari 1972 te ‘s-Gravenhage, ingenieur in de bouwkunde.

  1. Joris Bastiaan (Joris) van Daal,  geboren 20 september 1974 te ‘s-Gravenhage, afgestudeerd aan de Hogere Hotel­school te ’s-Gravenhage, account-manager bij Hotel Golden Tulip in Den Haag. Hij is getrouwd met Christel van der Linden, geboren ca. 1970.

c.Jelle Peter (Jelle) van Daal,  geboren 1 maart 1979 te Rotterdam, student “small busines” op de HES in Den Haag

  1. Anja Wilhelmina Antonia Maria Paula van Daal (Anja),  geboren 28 maart 1948 te Gulpen. Na de middelbare school schreef zij zich in voor de studie geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam. De dag waarop zij bericht kreeg dat ze tot de studie was toegelaten, 16 juni 1967, stierf haar vader. Vanwege de onduidelijkheid die hierdoor ontstond over de studiefinanciering zag ze van deze studie af. Ze ging toen MO Frans studeren en werkte een aantal jaren bij een wijnhandel. Anja is nu gemeen­teraadslid van Hilversum (1998-). Zij trouwde 1 oktober 1969 te Amsterdam met Wilhelm Wijnands (Wil), geboren 23 februari 1947 te Waalwijk, archi­tect, oprich­ter/di­recteur van architec­tenburo Wijnands en partners BV. Hij is een zoon van Marius Wijnands, aanne­mer, ouderling, en Wilhelmina van Breemen. Hieruit stammen:
    1. Bas Wijnands,  geboren 8 mei 1975 te Hilversum, afgestudeerd aan het Instituut Vakopleiding Autohandel (IVA) te Driebergen, autoverkoper bij een Roverdealer.
    2. Tijs Wijnands,  geboren 30 oktober 1976 te Hilversum, student aan de HTS (autotech­niek) te Arnhem.
    3. Pim Wijnands,  geboren 27 maart 1978 te Hilversum, student aan de MTS (autotech­niek) te Utrecht, automonteur.
    4. Maria Irma Petronella Paula van Daal (Marij),  geboren 22 juni 1949 te Gulpen, kraamverzorgster. Zij trouwt 27 november 1970 te Waspik met Hendrikus Antonius Josephus (Harrie) van Iersel, geboren 23 maart 1946 te Boxtel, wijnhandelaar en -importeur, direc­teur en vennoot van Wijn­handel Henri van Iersel BV (wijnkopers sinds 1924). Hij is een zoon van Cornelis Antonius Joseph van Iersel, wijnhandelaar, en Elisabeth Antonia van Laarhoven. Hieruit stammen:
      1. Cornelius Lambertus Antonius Maria (Kel) van Iersel,  geboren 19 juli 1973 te Waspik, student levensmiddelentechnologie (HAS), wijnhandelaar. Hij woont samen met Marion de Bonth, studente facilitaire diensten.
      2. Elisabeth Hendrika Antonia Maria (Ilse) van Iersel,  geboren 2 december 1974 te Waspik, werkzaam in de wijnhandel. Zij trouwt 18 augustus 2000 te Dongen  met  Patrick Verschur­e.
      3. Lambertus Cornelius Hendrikus Maria (Bert) van Iersel,  geboren 22 juli 1977 te Waspik, student in de informatica aan de HTS te Den Bosch. Hij heeft een relatie met Kim van de Brand.

8.Antonius Charles Felix Elisabeth Maria van Daal (Toin),  geboren op 30 mei 1951 te Helmond. ingenieur in de electrotechniek (ing.), computertechnicus, custom enginieer bij Hewlett & Packard.  Hij trouwt op 12 juni 1975 te Amsterdam met Hendrica Antonia Houtenbos (Henny), geboren op 16 april 1945 te Alkmaar. Zij is een dochter van Hendri­kus Cornelius Houtenbos en Geertruida Luberta Theresia Smorenberg. Henny was eerder op 15 september 1966 te Heiloo getrouwd met Theodorus Maria Trompet­ter, geboren op 24 december 1944 te Alkmaar als zoon van Theodorus Trompetter en Maartje Leek. Zij is van hem gescheiden op 4 oktober 1973. Uit dit eerdere huwelijk stammen de volgen­de kinde­ren, die sinds 31 maart 1982 bij Koninklijk Besluit de wettige geslachts­naam Van Daal voeren:

  1. Olga Maria van Daal (Olga),  geboren 19 februari 1970 te Amsterdam. Zij is getrouwd met Robert van Brug, logistiek medewerker bij Philips.
  2. Boukje Maria van Daal (Boukje),  geboren 12 oktober 1971 te Amsterdam, receptioniste. Zij trouwt 19 mei 1995 te Steenwijk met Arjan Bosma, geboren in 1968, afkomstig uit Steen­wijk, logis­tiek medewerker bij een zuivelfabriek.

Uit het huwelijk van Lambert en Hortense zijn geboren:

  1. Yvette Madeleine Henri Marie (Yvette) van Daal,  geboren 22 oktober 1958 te Waalwijk, directie-secretaresse, verkoopster van cosmetica-artikelen. Zij trouwt 26 mei 1978 te Horn met Wijnand Jacobus Margaretha Maria (Wijnand) de Wit, geboren 24 april 1954 te Schijndel, medisch electronicus, lid van de ondernemingsraad van het Sint Lauren­tiusziekenhuis te Roermond, groeps­leider bij de fy­sisch-technische dienst van het Catharinazieken­huis te Eindhoven. Hij is een zoon van Gerardus Jacobus de Wit, aannemer, en Anna Maria Christina Thijssen. Hun huwelijk is op 22 december 2000 door echtscheiding ontbonden door de rechtbank van Den Bosch. Hieruit stammen:
    1. Femke Hortensia Eric Anna Maria (Femke) de Wit,  geboren 7 april 1983 te Roermond, studente aan de Pabo.
    2. Bob Lambert Gerard Maria (Bob) de Wit,  geboren 21 juli 1984 te Roermond, student maatschappelijk werk.
    3. Bas Jacobus Adrianus Maria (Bas) de Wit,  geboren 14 mei 1988 te Eindhoven.
    4. Eric Sylvère Anja Marie van Daal (Eric),  geboren op 7 februari 1961 te Waalwijk, meester in de rechten, juridisch medewerker bij een zorgverzekeraar, bestuurslid van de Historische Kring “Land van Cuijk”.

Hij trouwt 18 oktober 1996 te ‘s-Hertogenbosch met Jose­phina Maria Lommen (José), geboren op 10 april 1968 te Wanssum, doctorandus in de economie, weten­schappelijk onder­zoeker in het Academisch Ziekenhuis bij de Univer­si­teit van Amster­dam (1993-1995), hoofd medische administratie van het psychiatrisch zieken­huis Reinier van Arkel te Den Bosch (1995-1997), applicatie-manager bij Getronics Care Services (sinds 1997). Zij is een dochter van Jozef Hendrikus Lommen, landbou­wer, veehouder, en Maria Gerarda Josephina Frede­rix. Hieruit zijn geboren:

  1. Maria Josephina van Daal (Mieke),  geboren op 27 januari 2000 te Tilburg.
  2. Jiska Hortense van Daal (Jiska),  geboren op 27 januari 2000 te Tilburg.
  3. Lambert Stephan Sylvère van Daal (Stephan),  geboren op 12 november 2002 te Goirle.
  4. Monique Alphonse Marie van Daal (Monique),  geboren 1 maart 1964 te Waalwijk, logopediste, verpleegkundige, secreta­ris en penningmeester van de sectie Gezondheidszorg van de Neder­landse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (1993-1997). Zij trouwt 21 april 1993 te Driebergen met Ernst Basileus Ronner (Ernst), geboren 11 september 1965 te Loppersum, doctorandus in de geneeskun­de, sinds 1998 huisarts te Apeldoorn. Hij is een zoon van Hendrik Johan Ronner, zenuwarts, kinderpsychiater, en Esther Hagt, meester in de rechten, inspectrice bij een verzekeringsmaat­schappij. Hieruit stammen:
    1. Micha Nathaniël Ronner,  geboren op 4 april 1994 te Lelystad.
    2. Levi Benjamin Ronner,  geboren op 10 oktober 1996 te Zeewolde.
    3. Sarah Deborah Ronner,  geboren op 12 mei 1998 te Apeldoorn.

  

Jacobus Johannes van Daal (Jacques), 

Geboren op 26 juli 1924 te Mill. Hij volgde eerst onderwijs op het internaat de Ruwenberg te St. Michielsgestel en de HBS van het St. Canisiuscollege te Nijmegen en studeerde vervolgens aan de bakkervakschool te Wageningen (1941).

 [Een van zijn klasgenoten en vrienden op de bakkervakschool was René Prevoo uit Margraten. René was een achterneef en goede kennis van Jacques’ latere schoonzus, Hortense Prevoo.]

 Jacques nam in 1948 de bakkerij en kruidenierswinkel over van zijn moeder en  begon later een nertsfok­kerij. Hij is overleden op 25 oktober 1995 te Oss. Hij trouwde op 26 oktober 1948 te Cuijk met Louisa Adriana Maria van Hulten (Wies), geboren op 19 december 1925 te Cuijk als dochter van Petrus Ludovicus van Hulten en Theodora Barten. Wies is overleden op 20 juli 1977 in het Radboudziekenhuis te Nijme­gen. Jacques is overleden op 25 oktober 1995 te Oss. Jacques is altijd erg actief geweest als lid van de vrijwillige brandweer van Mill en later in Oss. Tijdens een bezoek in 1994 aan zijn dochter Louise in Australië, brak daar brand uit, waarbij Jacques mee heeft geholpen met de brandbestrijding.

 Uit dit huwelijk zijn geboren:

  1. Louise Theodora Maria van Daal (Louise),  geboren op 25 september 1949 te Mill, company secretary. Zij trouwt 1 september 1972 te Mill met Paul Gerard Theo Maria Budde (Paul), geboren op 8 september 1950 te Vught, Managing Director van Paul Budde Communication Pty Ltd. Hij is een zoon van Herman Petrus Theo Budde, gemeente-ambtenaar te Oss, en Anna Aleida Theresia Velthuis. Zij emigreren in september 1983 naar Australië. Hieruit stammen:
    1. Merlijn Louise Anna Budde (Merlijn), geboren 19 juli 1975 te Oss. Zij is voltooide in Australië een universitaire studie in Tourism Management en werkt in Sydney.
    2. Erwin Herman Jack Budde (Erwin),  geboren 10 juni 1977 te Oss. Hij is afgestudeerd in “environmental sciences”. Erwin gaat op 8/1/2005 trouwen met Caroline Daleh. Ze wonen in Wagga Wagga.
    3. Ravian Stephan Rob Budde (Ravian),  geboren 21 september 1979 te Oss. Ravian is een afgestudeerd  “graphic designer”.
  2. Jacobus Johannes van Daal (Jac),  geboren op 9 maart 1952 te Mill, verkooptrainer, sales manager Europe bij Heidelberg Contiweb BV te Boxmeer. Hij trouwt 24 januari 1975 te Mill met Petro­nella Jacoba Josephina van Katwijk (Nelly),  geboren op 12 maart 1953 te Mill, diëtiste. Zij is een dochter van Henricus Johannes van Katwijk en Hendrika Helena Cornelissen. Uit dit huwelijk zijn geboren:
    1. Jeroen Hendrik Jacob van Daal (Jeroen), geboren 23 februari 1978 te Cuijk.
    2. Martijn Henricus Louis van Daal (Martijn), geboren 29 augustus 1979 te Cuijk.
    3. Laurens Jacobus Johannes van Daal (Laurens), geboren op 26 februari 1984 te Cuijk.
  3. Stephanus Antoon Maria van Daal (Stephan),  geboren op 12 december 1953 te Mill, overleden op 13 december 1954 in het St.-Canisiusziekenhuis te Nijmegen.
  4. Stephanus Godfried Maria van Daal (Stefan), geboren op 25 januari 1957 te Veghel, politie-agent, rechercheur (-2001), verkoper bij De Waart Tenten in Uden (2001-). Hij trouwt met Bernardette N., verpleegkundige, werkzaam in het ziekenhuis te Oss. Uit dit huwelijk zijn geboren:
    1. Lucas van Daal,  geboren omstreeks 1988.
    2. Robert van Daal,  geborem omstreeks 1991.
  5. Johanna Jacoba Louise Antonia van Daal (Anja),  geboren op 21 april 1963 te Mill. Zij trouwt met Henk Ariens.